Pekachja, de zoon van Menachem, werd koning van Israël in het vijftigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Twee jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER:
hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Tegen Pekachja werd een samenzwering beraamd door zijn adjudant Pekach, de zoon van Remaljahu. Met de hulp van vijftig Gileadieten doodde Pekach de koning, en ook Argob en Arje, in het versterkte deel van het paleis in Samaria. Hij doodde Pekachja en werd in zijn plaats koning. Verdere bijzonderheden over Pekachja zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.