Toen Atalja, de moeder van Achazja, hoorde dat haar zoon dood was, besloot ze alle kinderen van de koninklijke familie ter dood te brengen. Maar Jehoseba, de dochter van koning Joram en de zuster van Achazja, haalde een van Achazja’s zonen, Joas, heimelijk weg uit de groep koningskinderen die gedood zouden worden en verstopte hem met zijn voedster in de linnenkamer. Ze wisten hem voor Atalja verborgen te houden, en zo ontsnapte hij aan de dood. Zes jaar zat hij bij zijn tante in de tempel van de HEER verborgen, terwijl Atalja het land regeerde.
In het zevende regeringsjaar van Atalja riep Jojada, die toen hogepriester was, de bevelhebbers van de Kariërs en van de koninklijke garde bij zich in de tempel van de HEER. Daar sloot hij een verbond met hen en liet hij hen trouw zweren. Vervolgens stelde hij de koningszoon aan hen voor. Daarna droeg hij hun het volgende op:
‘Dit is wat u moet doen:
Splits de eenheid die deze week dienst heeft in drie groepen. Laat de eerste groep de wacht betrekken bij het koninklijk paleis, de tweede in de Surpoort en de derde in de poort achter het verblijf van de koninklijke garde, zodat u het paleis van alle kanten in de gaten kunt houden. De twee eenheden die deze week geen dienst hebben, moeten de wacht houden bij de tempel en de koning beschermen. Laat allen hun wapens in de aanslag houden en vorm een hecht kordon rond de koning. Verlies hem geen moment uit het oog en dood ieder die het kordon probeert te doorbreken.’ De bevelhebbers deden precies wat de hogepriester Jojada had bevolen. Allen meldden zich met hun eenheid van honderd man bij Jojada, zowel degenen die die week dienst hadden als degenen die die week vrij waren van dienst. Jojada gaf de bevelhebbers de speren en schilden uit de tempel van de HEER, die nog van koning David waren geweest. De leden van de garde stelden zich, allen met hun wapen in de aanslag, voor de tempel op, over de volle breedte van het plein en vanaf de ingang van de tempel tot aan het altaar, om de koning te beschermen.