Toen zij diezelfde morgen opstonden, kleurde het eerste zonlicht het water rood als bloed, en toen de Moabieten dat zagen riepen ze uit:
‘Maar dat is bloed! De koningen zijn natuurlijk onderling slaags geraakt en nu hebben ze elkaar gedood. Eropaf, Moab, op naar de buit!’ Maar toen de Moabieten bij het kamp van de Israëlieten kwamen, werden ze overrompeld. De Israëlieten joegen de Moabieten tot in hun eigen land achterna en versloegen hen. Ze verwoestten de steden, gooiden de vruchtbare akkers vol met stenen, stopten alle waterbronnen dicht en velden elke vruchtboom. Ten slotte stond alleen Kir-Chareset nog overeind, maar de slingeraars omsingelden ook deze stad en begonnen haar te bekogelen. Toen de koning van Moab besefte dat hij de strijd ging verliezen, probeerde hij met zevenhonderd geoefende krijgers een uitbraak te doen naar de koning van Edom, maar tevergeefs. Toen nam hij zijn oudste zoon, zijn troonopvolger, en offerde hem als brandoffer op de stadsmuur. Dat wekte zo veel ontzetting bij de Israëlieten dat ze de aanval staakten en naar hun eigen land terugkeerden.