De inwoners van Jericho zeiden tegen Elisa:
‘De ligging van de stad is goed, zoals u ziet, maar het water is slecht en de grond veroorzaakt misgeboorten.’ Elisa zei:
‘Breng me een nieuwe schaal, met wat zout erop.’ Ze brachten hem een schaal, en Elisa ging naar de bron en strooide daar zout in terwijl hij zei:
‘Dit zegt de HEER:
Hierbij zuiver Ik dit water. Het zal geen sterfgevallen of misgeboorten meer veroorzaken.’ En tot op de dag van vandaag is het water daar zuiver, zoals Elisa heeft gezegd.
Van Jericho ging Elisa naar Betel. Toen hij naar de stad omhoog liep, rende een troep kinderen op hem af die hem uitlachten en schreeuwden:
‘Kaalkop, kaalkop! Zet ’m op, zet ’m op!’ Elisa keek om, en toen hij de kinderen zag, vervloekte hij ze in de naam van de HEER. Meteen kwamen er twee berinnen uit het bos, die tweeënveertig van de kinderen verscheurden.
Vanuit Betel trok Elisa naar de Karmel, en van daar keerde hij naar Samaria terug.