Er verstreken ruim twee jaren waarin geen oorlog werd gevoerd tussen Aram en Israël. In het derde jaar bracht Josafat, de koning van Juda, een bezoek aan de koning van Israël. De koning van Israël zei tegen zijn raadsheren: ‘U weet dat Ramot in Gilead ons toebehoort. Wat weerhoudt ons ervan die stad op de koning van Aram te heroveren?’ Hij vroeg aan Josafat of deze met hem mee ten strijde wilde trekken tegen Ramot in Gilead, en Josafat antwoordde: ‘U en ik zijn één; mijn leger is uw leger, mijn paarden zijn uw paarden.’ En hij voegde eraan toe: ‘Vraag vandaag nog raad aan de HEER.’
Lees meer ...1 Koningen 22:13-26 Derde oorlog met Aram 2
De bode die Micha was gaan halen, zei tegen hem: ‘Luister, alle profeten verzekeren de koning eensgezind dat de strijd goed zal aflopen. Mogen uw woorden even gunstig zijn als die van hen.’ Maar Micha zei: ‘Zo waar de HEER leeft, ik zeg alleen wat de HEER mij in de mond legt.’ Hij ging naar de koning toe, die hem vroeg: ‘Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken, of kunnen we er beter van afzien?’ ‘Trek op,’ antwoordde Micha. ‘Uw veldtocht zal slagen en de HEER zal u de stad in handen geven.’ Hierop zei de koning: ‘Hoe vaak heb ik u niet bezworen om in de naam van de HEER niets dan de waarheid tegen mij te spreken?’
Lees meer ...1 Koningen 22:27-40 Derde oorlog met Aram 3
Zeg tegen hen dat ze hem in de gevangenis moeten opsluiten en op water en brood moeten zetten totdat ik behouden ben teruggekeerd.’ Hierop zei Micha: ‘Als u behouden terugkeert, is het niet de HEER die door mijn mond gesproken heeft.’ (Micha was het ook die zei: ‘Luister, volken, allemaal!’) De koning van Israël trok samen met Josafat, de koning van Juda, ten strijde tegen Ramot in Gilead. Hij zei tegen Josafat: ‘Ik wil niet als koning gekleed de strijd ingaan, maar houdt u uw koninklijke gewaad aan.’ De koning van Israël verkleedde zich dus voordat hij ten strijde trok. De koning van Aram had de bevelhebbers van zijn strijdwagens, tweeëndertig man, het volgende opgedragen: ‘Vecht niet met een willekeurige soldaat, maar alleen met de koning van Israël.’
Lees meer ...1 Koningen 22:41-51 Josafat, koning van Juda
Josafat, de zoon van Asa, werd koning van Juda in het vierde regeringsjaar van koning Achab van Israël. Hij was vijfendertig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde vijfentwintig jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Azuba, de dochter van Silchi. Hij volgde in alle opzichten het voorbeeld van zijn vader Asa en deed wat goed is in de ogen van de HEER.
Lees meer ...1 Koningen 22:52-54 Achazja, koning van Israël
Achazja, de zoon van Achab, werd koning van Israël in het zeventiende regeringsjaar van koning Josafat van Juda. Twee jaar regeerde hij in Samaria over Israël. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, en volgde zo het voorbeeld van zijn vader en zijn moeder en van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...