De mannen vatten dit op als een gunstig teken en haastten zich zijn woorden te bevestigen. ‘Ja, Benhadad is uw vriend,’ zeiden ze. ‘Ga hem halen,’ beval de koning. Toen Benhadad bij koning Achab kwam, liet deze hem bij zich op de strijdwagen plaatsnemen. Benhadad zei tegen hem:
‘De steden die mijn vader uw vader heeft ontnomen zal ik u teruggeven, en u kunt in Damascus een eigen markt openen zoals mijn vader in Samaria heeft gedaan.’ ‘We zullen dat in een verdrag vastleggen,’ zei Achab, ‘en dan zal ik u laten gaan.’ En hij sloot een verdrag met Benhadad en liet hem gaan.
Iemand uit de profetengemeenschap vroeg op bevel van de HEER aan een andere profeet:
‘Sla me alsjeblieft.’ Toen de ander weigerde hem te slaan, zei hij:
‘Je doet niet wat de HEER zegt. Daarom zal een leeuw je doden zodra je van mij vandaan gaat.’ Nauwelijks was hij vertrokken, of een leeuw kruiste zijn pad en doodde hem. Daarna vroeg de profeet aan een ander:
‘Sla me alsjeblieft.’ Deze man sloeg hem tot bloedens toe. De profeet ging langs de weg staan waar de koning voorbij zou komen, nadat hij zich onherkenbaar had gemaakt door zijn doek voor zijn gezicht te doen. Toen de koning voorbijkwam, riep de profeet hem toe:
‘Toen ik op het slagveld was, heer, kwam er iemand op me af met een man bij zich, en hij droeg mij op die te bewaken. “Als je hem laat ontsnappen,” zei hij, “moet jij in zijn plaats je leven geven, of anders moet je een talent zilver betalen.” Maar mijn aandacht werd van alle kanten opgeëist, en opeens was hij verdwenen.’ De koning van Israël zei:
‘Je hebt je eigen vonnis geveld.’ Snel trok de man de doek voor zijn gezicht weg, en toen zag de koning dat het een van de profeten was. ‘Dit zegt de HEER,’ zei hij tegen de koning. ‘Je hebt de man wiens leven Mij toebehoorde laten gaan, daarom moet jij in zijn plaats je leven geven en moet jouw volk het lot ondergaan dat het zijne was toebedeeld.’ Woedend en terneergeslagen keerde de koning naar zijn paleis in Samaria terug.