Omri werd koning van Israël in het eenendertigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Hij regeerde twaalf jaar. Toen hij zes jaar in Tirsa had geregeerd, kocht hij van een zekere Semer voor twee talent zilver een berg. Hij liet er huizen op bouwen en noemde de stad die hij liet bouwen Samaria, naar Semer, de vorige bezitter van de berg.
Omri deed wat slecht is in de ogen van de HEER; zijn gedrag was nog erger dan dat van zijn voorgangers. Hij volgde in alle opzichten het voorbeeld van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten ertoe had aangezet te zondigen door de HEER, de God van Israël, met hun nietige afgoden te tergen.
Verdere bijzonderheden over Omri en over de overwinningen die hij behaalde zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël. Toen Omri bij zijn voorouders te ruste ging, werd hij begraven in Samaria. Zijn zoon Achab volgde hem op.