Zimri werd koning van Israël in het zevenentwintigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Zeven dagen regeerde hij in Tirsa. Het leger lag in die tijd voor de Filistijnse stad Gibbeton. Toen de Israëlieten daar hoorden dat Zimri een aanslag op de koning had gepleegd en hem gedood had, riepen ze diezelfde dag nog, in het legerkamp, hun bevelhebber Omri tot koning van Israël uit. Omri trok met het hele leger uit Gibbeton tegen koning Zimri op en belegerde Tirsa. Toen Zimri begreep dat de stad zou worden ingenomen, trok hij zich terug in het versterkte gedeelte van het paleis en stak hij het paleis in brand. Zo kwam hij om het leven, omdat hij gezondigd had door te doen wat slecht is in de ogen van de HEER. Hij had immers het voorbeeld van Jerobeam gevolgd door net zoals hij de Israëlieten tot zonde aan te zetten.
Verdere bijzonderheden over Zimri en over de aanslag die hij beraamde zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.
Na de dood van Zimri viel het leger van Israël in twee partijen uiteen. De ene helft wilde Tibni, de zoon van Ginat, als koning uitroepen, de andere helft koos de kant van Omri. Maar de aanhangers van Omri waren sterker dan de aanhangers van Tibni. Tibni, de zoon van Ginat, vond de dood en Omri werd koning.