Een ander die tegen koning Salomo in opstand kwam, was een van zijn eigen ambtenaren, Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efraïmiet uit Sereda. Zijn moeder was weduwe en heette Serua. De reden waarom hij tegen de koning in opstand kwam, was de volgende. Salomo liet het Millobolwerk bouwen om de laatste bres in de Davidsburcht te dichten. Jerobeam toonde zich daarbij een flinke kracht. Omdat hij Salomo opviel door het werk dat hij verzette, stelde de koning hem aan als opzichter over alle werklieden uit het gebied van de nakomelingen van Jozef. Toen Jerobeam in die tijd een keer de stad uit ging, kwam hij de profeet Achia uit Silo tegen. Achia droeg een nieuwe mantel. Ze waren helemaal alleen in het open veld. Achia greep zijn nieuwe mantel en scheurde hem in twaalf stukken. Toen zei hij tegen Jerobeam:
‘Neem tien van deze stukken, want dit zegt de HEER, de God van Israël:
Hierbij scheur Ik het koningschap van Salomo los en geef Ik jou tien stammen. Eén stam zal Ik hem laten houden, omwille van Mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die Ik uit alle steden van Israëls stammen heb uitgekozen. Ik breng deze scheuring teweeg omdat ze Mij verlaten hebben en Astarte zijn gaan vereren, de godin van de Sidoniërs, en Kemos, de god van Moab, en Milkom, de god van de Ammonieten. Ze zijn Mij ongehoorzaam geworden en hebben gedaan wat slecht is in Mijn ogen, want ze hebben Mijn voorschriften en rechtsregels niet nageleefd zoals Salomo’s vader David dat deed.