Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en cherubs. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. Elk onderstel had vier bronzen wielen aan bronzen assen. Aan de vier hoekstijlen bevonden zich steunpunten, die tussen de festoenen gemonteerd waren. Hierop rustten de dragers van het spoelbekken. Deze schraagden een bronzen ring van meer dan een el hoog en met een doorsnede van anderhalve el. Deze ring was gegraveerd. Daar omheen zaten de panelen van het onderstel, die een vierhoek vormden, geen cirkel. De vier wielen waren onder aan de zijkanten van het onderstel gemonteerd. Ze waren elk anderhalve el hoog. De wielen waren gemaakt als wagenwielen, met velgen, spaken en naven, die evenals de ophanging van gegoten brons waren gemaakt. Op de hoekpunten rustten dus de vier dragers, die aan het onderstel vastzaten. Boven op het onderstel was een ronde opstaande rand van een halve el hoog. Aan de bovenkant van de panelen zaten handgrepen. Op de handgrepen en de panelen van het onderstel graveerde Chiram cherubs, leeuwen en palmetten met festoenen ertussen. De tien onderstellen waren alle op dezelfde manier gegoten en hadden dezelfde maat en vorm. Vervolgens maakte hij tien bronzen bekkens, elk met een inhoud van veertig bat en een middellijn van vier el:
voor elk van de tien onderstellen een spoelbekken. Vijf van de onderstellen werden aan de zuidkant van de tempel geplaatst, en vijf aan de noordkant. De Zee kreeg een plaats schuin voor de tempel, aan de zuidoostkant.