‘Hebt u het gehoord? Adonia, de zoon van Chaggit, is buiten medeweten van onze heer David tot koning uitgeroepen. Laat mij u raadgeven:
stel uw leven en dat van uw zoon Salomo in veiligheid! Ga naar koning David en zeg hem:
“Hebt u, mijn heer en koning, mij niet zelf gezworen dat mijn zoon Salomo na u koning zou zijn, en dat hij op uw troon zou zitten? Waarom is Adonia dan koning geworden?” Terwijl u met de koning spreekt, zal ik binnenkomen en uw woorden aanvullen.’ Batseba ging het vertrek binnen waar de oude koning werd verzorgd door Abisag uit Sunem. Ze neeg en knielde voor de koning, en hij vroeg haar wat ze wenste. ‘Mijn heer,’ antwoordde ze, ‘u hebt me bij de HEER, uw God gezworen:
“Jouw zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten.” Maar nu is buiten uw medeweten Adonia tot koning uitgeroepen. Hij heeft een offerfeest gehouden en een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de priester Abjatar en Joab, de zoon van Seruja, maar uw dienaar Salomo niet. Nu, mijn heer en koning, zijn de ogen van heel Israël op u gericht. Van u wil men horen wie er na u op uw troon zal zitten. Anders zullen mijn zoon Salomo en ik na uw dood van hoogverraad beschuldigd worden.’ Terwijl Batseba met de koning sprak, kwam de profeet Natan zijn opwachting maken. Men kondigde de koning aan:
‘Natan de profeet!’ Natan knielde voor de koning neer, boog diep voorover en vroeg:
‘Mijn heer en koning, hebt u niet gezegd:
“Adonia zal koning zijn na mij, en hij zal op mijn troon zitten”? Adonia is vandaag namelijk naar de Rogelbron gegaan om een offerfeest te houden. Hij heeft een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de bevelhebbers en de priester Abjatar. Nu zijn zij allen met hem aan het eten en drinken, en ze roepen:
“Leve koning Adonia!” Maar mij, uw dienaar, heeft hij niet uitgenodigd, evenmin als de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en uw dienaar Salomo.