Saul was gesneuveld en David had de Amalekieten verslagen en was alweer twee dagen terug in Siklag. Op de derde dag liet zich iemand uit het legerkamp van Saul aandienen. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Bij David gekomen, boog hij diep voorover. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg David, en de man antwoordde: ‘Uit het legerkamp van Israël. Ik ben ontkomen.’ ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg David ongerust. ‘De soldaten moesten vluchten,’ vertelde hij. ‘Velen van hen zijn gesneuveld, en ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn omgekomen.’ ‘Hoe weet u zo zeker dat Saul en zijn zoon Jonatan dood zijn?’ vroeg David aan de boodschapper die hem dit was komen vertellen.
Lees meer ...2 Samuel 1:17-27 David rouwt over Saul en Jonatan 2
Toen hief David een klaaglied aan over Saul en zijn zoon Jonatan. Hij heeft gezegd dat alle Judeeërs dit lied, het Lied van de boog, moesten leren. Het staat opgetekend in het Boek van de Oprechte: ‘Als een gevelde hinde, Israël, ligt jouw trots gesneuveld op je heuvels. Ach, dat je helden moesten vallen! Maak het niet bekend in Gat, roep het niet rond in Askelon; laat niet de Filistijnse vrouwen zich verheugen, de dochters van die onbesnedenen niet juichen.
Lees meer ...2 Samuel 2:1-11 David gezalfd tot koning van Juda
Enige tijd later wendde David zich tot de HEER en vroeg: ‘Zal ik naar Juda gaan?’ ‘Goed,’ antwoordde de HEER. ‘Naar welke stad zal ik gaan?’ vroeg David, en de HEER antwoordde: ‘Naar Hebron.’ Daarop trok David naar Hebron. Hij nam zijn beide vrouwen mee, Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel, en ook zijn aanhangers met hun families. Zij allen vestigden zich in Hebron en de omliggende dorpen. De Judeeërs kwamen naar Hebron en zalfden David tot koning van Juda.
Lees meer ...2 Samuel 2:12-24 De slag bij Gibeon 1
Abner, de zoon van Ner, trok met het leger van Sauls zoon Isboset uit Machanaïm op naar Gibeon. Ook Joab, de zoon van Seruja, was uitgerukt met het leger van David. Bij het waterbekken van Gibeon troffen ze elkaar, ieder aan een kant van het water. Abner zei tegen Joab: ‘Laten er kampvechters naar voren treden en met elkaar een tweegevecht houden.’ ‘Goed,’ antwoordde Joab. De kampvechters traden naar voren en werden geteld: twaalf voor Benjamin en Sauls zoon Isboset en twaalf van de mannen van David.
Lees meer ...2 Samuel 2:25-32 De slag bij Gibeon 2
De Benjaminieten sloten de gelederen achter Abner en stelden zich op de top van een heuvel op. Abner riep Joab toe: ‘Moet het zwaard dan blijven verslinden? Dat leidt toch alleen maar tot bittere ellende! Hoe lang zal het nog duren tot u uw mannen beveelt om hun broeders met rust te laten?’ ‘Zo waar God leeft,’ antwoordde Joab, ‘als u niets had gezegd, hadden mijn mannen hun broeders vanmorgen gewoon laten gaan.’
Lees meer ...2 Samuel 3:1-13 Abner onderhandelt met David en wordt door Joab vermoord 1
De strijd tussen het huis van David en het huis van Saul duurde lang. Maar terwijl David steeds sterker werd, werd het huis van Saul steeds zwakker. David kreeg in Hebron zes zonen: de oudste was Amnon, een zoon van Achinoam uit Jizreël; de tweede was Kileab, een zoon van Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel; de derde was Absalom, een zoon van Maächa, die een dochter was van koning Talmai van Gesur; de vierde was Adonia, een zoon van Chaggit; de vijfde was Sefatja, een zoon van Abital; en de zesde was Jitream, een zoon van Davids vrouw Egla. Dat waren de zonen die David in Hebron kreeg.
Lees meer ...