Zo waar de HEER leeft, mijn heer, en zo waar u zelf leeft, de HEER heeft u ervan weerhouden om het recht in eigen hand te nemen en bloedschuld op u te laden. Maar ik hoop dat het al uw vijanden en tegenstanders zal vergaan zoals Nabal. Aanvaard de geschenken die ik voor u heb meegebracht, mijn heer; ze zijn bestemd voor de mannen die u op uw tochten vergezellen. Vergeef me alstublieft dat ik heb gefaald. Ik weet zeker dat de HEER uw huis zal laten voortbestaan, u trekt immers voor de HEER ten strijde. Er mag bij u dus uw leven lang geen spoor van kwaad te vinden zijn. Mocht iemand het wagen om u te achtervolgen en u naar het leven te staan, dan zal het steentje van uw leven veilig geborgen zijn in de buidel waarin de HEER, uw God, de mensenlevens bewaart, maar het leven van uw vijanden zal worden weggeslingerd. Wanneer de HEER al Zijn goede beloften aan u inlost en u aanstelt tot vorst van Israël, zult u niet gehinderd worden doordat u uw geweten hebt belast door het recht in eigen hand te nemen en onschuldig bloed te vergieten. Wanneer het eenmaal zover is, mijn heer, vergeet uw dienares dan niet.’ David antwoordde:
‘Ik dank de HEER, de God van Israël, dat Hij u vandaag op mijn weg heeft gestuurd. En u dank ik voor uw verstandig optreden van zojuist, waarmee u hebt voorkomen dat ik het recht in eigen hand nam en me schuldig zou maken aan moord. Maar zo waar de HEER leeft, de God van Israël, die me ervan heeft weerhouden om u kwaad te doen, als u niet zo snel naar me toe was gekomen, was er van Nabals familie morgenvroeg niemand van het mannelijk geslacht meer in leven geweest!’ En hij aanvaardde haar geschenken met de woorden:
‘Ga gerust naar huis; ik heb uw woorden aangehoord en uw verontschuldigingen aanvaard.’