en Hanna bad: ‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER, fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER, mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden, want dankzij Uw hulp beleef ik vreugde. Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere God dan U, geen rots is er als onze God. Gebruik toch geen grote woorden, blaas niet zo hoog van de toren, want de HEER is een alwetende God: door Hem worden onze daden gewogen. De boog van de helden is gebroken, en wie wankelen weten zich gesterkt.
Lees meer ...1 Samuel 2:12-21 Het wangedrag van de zonen van Eli 1
De zonen van Eli waren een stel afpersers. Ze trokken zich niets van de HEER aan en maakten misbruik van de rechten die aan het priesterambt verbonden zijn. Wanneer iemand een offerdier liet slachten, dan kwam er als het vlees gaar was een priesterknecht met een drietandige vork. Daarmee prikte hij in de pot, de pan, de ketel of de schaal, en alles wat aan de vork bleef hangen, eigende de priester zich toe. Zo verging het alle Israëlieten die in Silo kwamen offeren. Sterker nog, soms kwam de priesterknecht al voor er rook van het vet opsteeg eisen:
Lees meer ...1 Samuel 2:22-26 Het wangedrag van de zonen van Eli 2
Inmiddels was Eli op hoge leeftijd gekomen. Van tijd tot tijd bereikten hem geruchten over wat zijn zonen de Israëlieten allemaal aandeden, en dat ze zelfs sliepen met de vrouwen die dienst deden bij de ingang van de ontmoetingstent. Dan verweet hij hun: ‘Waarom misdragen jullie je zo? Van alle kanten hoor ik slechte dingen over jullie.
Lees meer ...1 Samuel 2:27-36 Profetie tegen Eli en zijn nakomelingen
Ten slotte kwam een godsman tegen Eli zeggen: ‘Dit zegt de HEER: Heb Ik Mij destijds in Egypte niet aan jouw voorouders geopenbaard, toen zij bij de farao werden vastgehouden? Uit alle stammen van Israël heb Ik jouw voorouders gekozen om priester te worden. Zij mogen Mijn altaar betreden, reukoffers brengen en in het heiligdom het priestergewaad dragen. Ook heb Ik hun een deel geschonken van de offergaven van de Israëlieten. Maar jullie gaan je te buiten aan het vlees en het brood dat volgens Mijn voorschrift bij het heiligdom wordt geofferd. Kennelijk sla je je zonen hoger aan dan Mij, want je mest jezelf vet door steeds het beste deel op te eisen van de offers die Mijn volk Israël Mij brengt.
Lees meer ...1 Samuel 3:1-14 Samuel geroepen 1
De jonge Samuël diende dus de HEER, onder de hoede van Eli. Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER en er braken geen visioenen door. Op zekere nacht lag Eli op zijn slaapplaats. Zijn ogen waren dof geworden, hij kon bijna niet meer zien. Samuël lag te slapen in het heiligdom van de HEER, bij de ark van God. De godslamp was bijna uitgedoofd. Toen riep de HEER Samuël. ‘Ja,’ antwoordde Samuël. Hij liep snel naar Eli toe en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen. Ga maar slapen.’ Toen Samuël weer lag te slapen, riep de HEER hem opnieuw.
Lees meer ...1 Samuel 3:15-21-4:1 Samuel geroepen 2
Samuël bleef tot de ochtend liggen en opende toen de deuren van het heiligdom van de HEER. Hij zag ertegen op om Eli te vertellen wat hij had gehoord. Maar Eli riep hem bij zich: ‘Samuël, mijn jongen, kom eens hier!’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde Samuël, en Eli vroeg: ‘Wat heeft Hij tegen je gezegd?
Lees meer ...1 Samuel 4:2-11 De ondergang van Eli en zijn nakomelingen 1
Enige tijd later trokken de Israëlieten ten strijde tegen de Filistijnen. Ze sloegen hun kamp op bij Eben-Haëzer; de Filistijnen lagen in Afek. Nadat de Filistijnen zich in slagorde tegenover de Israëlieten hadden opgesteld, brandde de strijd los. Israël werd door de Filistijnen verslagen: vierduizend man sneuvelden in de slag. Toen het leger naar het kamp was teruggekeerd, vroegen de oudsten van Israël: ‘Hoe komt het dat de HEER ons vandaag tegen de Filistijnen een nederlaag heeft laten lijden? De ark van het verbond met de HEER moet uit Silo hierheen worden gehaald. Dan zal de HEER in ons midden zijn en ons bevrijden uit de greep van onze vijanden.’
Lees meer ...1 Samuel 4:12-22 De ondergang van Eli en zijn nakomelingen 2
Een Benjaminiet maakte zich uit de gelederen los en rende naar Silo, waar hij nog dezelfde dag aankwam. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Toen hij aankwam, zat Eli op een bankje langs de kant van de weg op de uitkijk, want hij maakte zich ernstig ongerust over de ark van God. Zodra de man in de stad verslag had uitgebracht, begon de hele bevolking te jammeren. Eli hoorde het geschreeuw en vroeg: ‘Wat is dat voor lawaai?’ De man haastte zich naar Eli om het hem te vertellen. Eli was toen achtennegentig jaar; zijn ogen waren helemaal star geworden en hij kon niets meer zien. De man zei tegen Eli: ‘Ik kom van het slagveld, ik ben zojuist van het slagveld gevlucht.’
Lees meer ...1 Samuel 5:1-12 Omzwervingen van de ark 1
De ark van God, die bij Eben-Haëzer door de Filistijnen was buitgemaakt, werd overgebracht naar Asdod. Ze namen de ark op, brachten hem naar de tempel van Dagon en zetten hem daar naast het godenbeeld neer. De volgende morgen zagen de inwoners van Asdod dat Dagon voorover was gevallen en voor de ark van de HEER op de grond lag. Ze pakten het beeld op en zetten het weer op zijn plaats, maar toen ze de volgende morgen vroeg terugkwamen, lag Dagon weer voorover op de grond voor de ark. Alleen zijn romp was nog heel; zijn hoofd en zijn beide handen lagen afgehakt op de drempel. Daarom durven de priesters van Dagon en alle anderen die naar de tempel komen deze drempel tot op de dag van vandaag niet te betreden.
Lees meer ...1 Samuel 6:1-12 Omzwervingen van de ark 2
De ark van de HEER was intussen al zeven maanden op Filistijns grondgebied. Nu riepen ze ook de priesters en de waarzeggers erbij en legden hun de vraag voor: ‘Wat moeten we doen met de ark van de HEER? Hoe kunnen we hem het beste terugsturen?’ Het antwoord luidde: ‘Als u de ark van de God van Israël terugstuurt, laat hem dan niet zonder meer weggaan. Geef in ieder geval een schadeloosstelling mee, dan zult u genezen en te weten komen waarom u al die tijd zo hard bent aangepakt.’ ‘Waaruit moet die schadeloosstelling bestaan?’ vroeg men, en het antwoord luidde: ‘Er zijn vijf vorstendommen. Geef daarom vijf gouden gezwellen mee en vijf gouden muizen.
Lees meer ...