Maar als jullie de oplossing niet kunnen vinden, krijg ik van jullie dertig stel onder- en bovenkleren.’ ‘Afgesproken!’ antwoordden ze. ‘Laat je raadsel maar horen.’ Toen zei Simson: ‘Het is sterk en het verslindt altijd, nu biedt het een maal van zoetigheid.’ Na drie dagen hadden ze de oplossing nog niet gevonden. Daarom zeiden ze op de vierde dag tegen Simsons vrouw: ‘Jij moet je man overhalen om ons de oplossing van het raadsel te vertellen, anders steken we jullie huis in brand zodat jij en je familie in de vlammen omkomen.
Lees meer ...Rechters 15:1-10 Simsons huwelijk 3
Niet lang daarna, in de tijd van de tarweoogst, wilde Simson zijn vrouw een bezoek brengen. Hij had een geitenbokje voor haar meegenomen. ‘Ik wil graag mijn vrouw bezoeken in haar eigen vertrek,’ zei hij, maar haar vader weigerde hem de toegang. ‘Ik was er vast van overtuigd dat je niets meer van haar wilde weten,’ zei hij. ‘Daarom heb ik haar aan een ander gegeven. Maar haar jongere zuster is nog mooier dan zij. Waarom zou je die niet nemen in haar plaats?’ Toen zei Simson: ‘Ik zal ze krijgen, die Filistijnen. En deze keer valt mij niets te verwijten!’
Lees meer ...Rechters 15:11-20 Simsons huwelijk 4
Toen gingen drieduizend Judeeërs naar Simsons rotshol bij Etam. ‘Hoe kon je ons dit aandoen?’ vroegen ze. ‘Je weet toch dat de Filistijnen hier de baas zijn!’ Maar Simson zei: ‘Ik heb hun alleen betaald gezet wat zij mij hebben aangedaan.’ ‘We zijn gekomen om je gevangen te nemen,’ zeiden de Judeeërs. ‘We gaan je uitleveren aan de Filistijnen.’ ‘Zweer me dan dat jullie me niet zullen doden,’ zei Simson. ‘Nee, daar is geen sprake van,’ verzekerden ze hem. ‘We binden je vast en leveren je aan hen uit, maar doden zullen we je niet.’ Ze boeiden hem met twee nieuwe touwen, leidden hem uit zijn rotshol en brachten hem naar Lechi, waar de Filistijnen juichend op hem afstormden.
Lees meer ...Rechters 16:1-12 Simson en Delila 1
Op een keer was Simson in Gaza. Daar viel zijn oog op een hoer en hij ging bij haar naar binnen. De inwoners van Gaza kwamen erachter dat Simson in de stad was. De waakzaamheid in de stad werd verhoogd en bij de stadspoort hield een aantal mannen zich gereed om hem te overmeesteren; verder deden ze die nacht nog niets. ‘Zodra het licht wordt zullen we hem doden,’ zeiden ze. Maar Simson sliep niet langer dan tot middernacht, toen stond hij op. Bij de stadspoort gekomen greep hij de beide deurposten vast en rukte ze los met deuren en sluitbalk en al; hij nam het hele gevaarte op zijn schouders en droeg het weg, helemaal naar een van de bergtoppen tegenover Hebron.
Lees meer ...Rechters 16:13-21 Simson en Delila 2
‘Je hebt me weer voor de gek gehouden en met leugens afgescheept!’ zei Delila. ‘Vertel me nu eindelijk hoe je geboeid moet worden.’ En Simson zei: ‘Als je mijn zeven haarvlechten inweeft in het weefgetouw en ze met een pin vastzet in de wand, dan ben ik even zwak als ieder ander.’ Zodra hij in slaap was gevallen, weefde Delila zijn zeven haarvlechten door de schering van haar weefgetouw en stak het weefsel vast met een pin. Toen riep ze: ‘De Filistijnen komen je halen, Simson!’ Simson werd wakker, rukte de pin los en trok zijn haarvlechten uit het weefgetouw, met schering en al. ‘Hoe kun je zeggen dat je van me houdt?’ zei Delila. ‘Je vertrouwt me niet eens!
Lees meer ...Rechters 16:22-31 Simson en Delila 3
Maar zijn afgeschoren haar begon meteen weer aan te groeien. ‘Onze god heeft onze vijand Simson aan ons uitgeleverd,’ verklaarden de Filistijnse vorsten, en daarom hielden ze een groot offerfeest ter ere van hun god Dagon. Bij het zien van Simson juichte het volk: ‘Geloofd zij onze god, want hij levert aan ons uit onze vijand, die ons land verwoestte, onze vijand, die zovelen van ons doodde.’ Ze waren in een steeds vrolijker stemming geraakt, en ten slotte had iemand voorgesteld: ‘Laten we Simson erbij halen, dan kunnen we lachen.’ Simson werd uit de gevangenis gehaald en moest om de feestgangers te vermaken tussen de zuilen van de tempel gaan staan.
Lees meer ...Rechters 17:1-13 De Danieten en het godenbeeld van Micha 1
In die tijd leefde er in het bergland van Efraïm een man met de naam Micha. Op zekere dag zei hij tegen zijn moeder: ‘Laatst is er toch elfhonderd sjekel zilver van u gestolen? U hebt toen in mijn bijzijn een vloek uitgesproken. Dat geld heb ik, ik heb het gestolen.’ ‘Moge de HEER je zegenen, mijn zoon,’ antwoordde zijn moeder. Hij gaf de elfhonderd sjekel zilver aan haar terug, maar zij zei: ‘Ter wille van mijn zoon wijd ik mijn zilver aan de HEER om er een beeld mee te laten beslaan. Hier heb je het geld terug.’ Maar hij gaf het weer aan zijn moeder en zij bracht tweehonderd sjekel naar de zilversmid, die er een houten beeld mee besloeg dat in Micha’s huis kwam te staan.
Lees meer ...Rechters 18:1-10 De Danieten en het godenbeeld van Micha 2
Er was in die tijd geen koning in Israël. De stam Dan was nog steeds op zoek naar een eigen grondgebied om zich blijvend te vestigen, want het was de enige stam van Israël waaraan nog geen grondgebied was toegevallen. Vanuit hun verblijfplaats tussen Sora en Estaol hadden ze vijf van hun dapperste mannen erop uitgestuurd met de opdracht het land grondig te verkennen. Onderweg kwamen ze door het bergland van Efraïm, waar ze bij het huis van Micha overnachtten. Daar viel hun het accent van de jonge Leviet op. Ze gingen naar hem toe en vroegen hem: ‘Hoe bent u hier zo terechtgekomen?
Lees meer ...Rechters 18:11-24 De Danieten en het godenbeeld van Micha 3
Hierop vertrokken de Danieten uit hun verblijfplaats tussen Sora en Estaol. Het leger bestond uit zeshonderd gewapende mannen. Ze gingen op weg en sloegen hun kamp op bij Kirjat-Jearim in Juda. Daarom wordt die plek sindsdien Machane-Dan genoemd. Het ligt iets ten westen van Kirjat-Jearim. Van daar trokken ze verder door het bergland van Efraïm. Toen ze langs de plaats kwamen waar Micha woonde, vertelden de vijf die het gebied verkend hadden aan hun stamgenoten dat zich in een van die gebouwen een priestergewaad en godenbeeldjes bevonden, en ook een zilveren beeld. ‘Jullie weten dus wat je te doen staat,’ zeiden ze. Ze sloegen de weg naar het huis van Micha in, waar de jonge Leviet woonde, en begroetten hem hartelijk.
Lees meer ...Rechters 18:25-31 De Danieten en het godenbeeld van Micha 4
Maar de Danieten antwoordden: ‘U kunt maar beter niet zo’n grote mond tegen ons opzetten, want wanneer deze heetgebakerde mannen zich op u storten, is het met u en uw mensen gedaan.’ Hierop vervolgden de Danieten hun weg. En Micha, die inzag dat hij toch niets tegen hen kon beginnen, keerde terug naar huis. Zo kwamen de Danieten met de beelden die Micha had laten maken en de priester die bij hem in dienst was geweest, bij Laïs aan.
Lees meer ...