Bij de intocht van het leger, toen David terugkeerde van zijn overwinning op de Filistijn, liepen in alle steden van Israël de vrouwen zingend en dansend uit om koning Saul feestelijk in te halen met muziek van tamboerijnen en rinkelbellen. Opgetogen zongen ze:
‘Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden.’
Saul ergerde zich aan dit lied en werd woedend:
‘David geven ze er tienduizenden en mij maar duizenden. Nog even en ze geven hem het koningschap!’ Vanaf die dag begon Saul David te wantrouwen.
De volgende dag werd Saul opnieuw overmand door een kwade geest van God. Hij liep als een razende door het huis, met zijn speer in de hand, terwijl David zoals gewoonlijk op de lier tokkelde. ‘Ik spies die jongen aan de wand!’ riep Saul uit. Hij wierp zijn speer, maar David kon hem tot tweemaal toe ontwijken. Toen begon Saul bang te worden voor David, omdat hij merkte dat de HEER hem verlaten had en David bijstond. Hij wilde David niet meer in zijn buurt hebben en stelde hem aan als bevelhebber over een eenheid van duizend man. Aan het hoofd van zijn troepen ondernam David verschillende veldtochten, en hij bracht ze alle tot een goed einde omdat de HEER hem bijstond. Toen Saul zag dat David slaagde in alles wat hij ondernam, werd hij nog banger voor hem. Maar verder droeg iedereen in Israël en Juda David op handen, omdat hij hen steeds opnieuw aanvoerde in hun veldtochten.
Toen zei Saul tegen David:
‘Hier is mijn oudste dochter Merab. Ik bied je haar als vrouw aan, op voorwaarde dat je in mijn dienst je heldhaftigheid blijft tonen en voor de HEER ten strijde trekt’ – want hij dacht bij zichzelf:
Ik hoef hem niet zelf om het leven te brengen, laten de Filistijnen dat maar doen. David antwoordde:
‘Wie ben ik en wat heeft mijn familie, de verwanten van mijn vader, in Israël te betekenen, dat ik een schoonzoon van de koning mag worden?’ Toen de dag was aangebroken dat Merab, de dochter van Saul, met David in het huwelijk zou treden, werd ze uitgehuwelijkt aan Adriël uit Mechola. Ondertussen was Sauls dochter Michal op David verliefd geworden. Saul hoorde hiervan en het kwam hem goed uit.