Koning Nachas van Ammon trok ten strijde en belegerde Jabes in Gilead. De inwoners van Jabes stelden Nachas het volgende voor:
‘Als u met ons een verdrag sluit, zullen wij ons aan u onderwerpen.’ ‘Goed,’ antwoordde koning Nachas, ‘op voorwaarde dat ik ieder van jullie het rechteroog uitsteek, ter vernedering van heel Israël.’ Toen zeiden de oudsten van Jabes tegen hem:
‘Geef ons zeven dagen de tijd om boden het land rond te sturen. Als niemand ons komt helpen, zullen we naar u toe komen.’ Toen de boden van Jabes in Sauls woonplaats Gibea kwamen en vertelden wat er aan de hand was, begon de hele bevolking te weeklagen. Saul, die juist met zijn ossen van het land kwam, vroeg waarom de mensen zo van streek waren. Ze vertelden hem wat de mannen uit Jabes hadden gezegd. Toen hij dat hoorde, werd hij gegrepen door de geest van God en barstte hij in woede uit. Hij greep een span ossen en hieuw de dieren aan stukken. Hij gaf de stukken vlees aan de boden mee en liet in heel Israël rondzeggen:
‘Zo zal het de runderen vergaan van ieder die niet met Saul en Samuël ten strijde trekt!’ Beducht voor de HEER trokken de Israëlieten als één man ten strijde. In Bezek monsterde Saul de troepen:
er waren driehonderdduizend Israëlieten en dertigduizend Judeeërs. Aan de boden werd het volgende bericht meegegeven:
‘Zeg tegen de bevolking van Jabes in Gilead dat ze morgen, op het heetst van de dag, zullen worden ontzet.’ De inwoners van Jabes waren zeer opgelucht bij het horen van deze boodschap en zeiden tegen Nachas:
‘Morgen komen we naar u toe, dan kunt u met ons doen wat u goeddunkt.’ De volgende morgen verdeelde Saul het leger in drie eenheden. Tijdens de morgenwake vielen ze het kamp binnen en tot aan het middaguur leverden ze slag met de Ammonieten. Degenen die het overleefden werden uiteengeslagen, zodat er geen twee man bij elkaar bleven.
Na afloop zeiden de Israëlieten tegen Samuël:
‘Wie heeft gezegd:
“Moet Saul onze koning zijn?” Lever die mannen aan ons uit, dan zullen we ze ter dood brengen.’ Maar Saul antwoordde:
‘Vandaag wordt er niemand ter dood gebracht, want vandaag is de HEER Israël te hulp gekomen.’