Hij goot een kruikje olie over Sauls hoofd uit, kuste hem en zei:
‘Hierbij zalft de HEER u tot vorst over het volk dat Hem toebehoort.’ Daarna zei hij:
‘Als u straks na ons afscheid verdergaat, zult u in Selsach op de grens met Benjamin bij het graf van Rachel twee mannen aantreffen. Zij zullen u vertellen dat de ezelinnen waarnaar u op zoek was terecht zijn, en dat uw vader zich over hen geen zorgen meer maakt, maar dat hij ongerust is over u en zich afvraagt wat hij moet doen om u te vinden. Wanneer u dan uw weg vervolgt en aankomt bij de Tabor-eik, zult u daar drie mannen tegenkomen die op weg zijn om God in Betel te vereren. De eerste heeft drie geitenbokjes bij zich, de tweede drie broden en de derde een zak wijn. Ze zullen u vragen hoe het met u gaat en u twee broden geven, die u moet aannemen. Als u ten slotte terugkomt in Gibea-Elohim, zult u in de buurt van de stad, bij de Filistijnse wachtpost, een stoet profeten tegenkomen die in vervoering van de offerhoogte afdaalt, voorafgegaan door muzikanten met harpen, tamboerijnen, fluiten en lieren. Dan zult u worden gegrepen door de geest van de HEER en ook in vervoering raken, en u zult een ander mens worden. Tijdens de gebeurtenissen die ik zojuist heb beschreven kunt u doen zoals uw hart u ingeeft, want God staat u bij. Ga daarna door naar Gilgal en wacht daar zeven dagen op mij. Ik zal u achterna reizen om brandoffers en vredeoffers op te dragen. Daarna zal ik u laten weten wat u verder doen moet.’