Toen Jotam dit vernam, ging hij de Gerizim op en riep met stemverheffing vanaf de top:
‘Hoor mij aan, burgers van Sichem, en God zal u verhoren! Eens gingen de bomen eropuit om een koning te kiezen. Ze vroegen de olijfboom:
“Wilt u onze koning zijn?” Maar de olijfboom antwoordde:
“Zou ik ophouden mijn olie af te staan, waarmee mensen en goden worden vereerd, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?” Toen vroegen ze het aan de vijgenboom:
“En u, wilt u onze koning zijn?” Maar de vijgenboom antwoordde:
“Zou ik ophouden mijn zoete vruchten af te staan, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?” Toen vroegen ze het aan de wijnstok:
“En u, wilt u onze koning zijn?” Maar de wijnstok antwoordde:
“Zou ik ophouden mijn sap af te staan, dat goden en mensen verblijdt, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?” Ten slotte vroegen de bomen aan de doornstruik:
“En u, wilt u onze koning zijn?” En de doornstruik antwoordde:
“Als u mij werkelijk tot uw koning wilt zalven, kom dan maar hier, in mijn schaduw is het goed toeven. Maar zo niet, dan zal er uit mijn takken een vuur komen dat de ceders van de Libanon zal verteren.” Welnu, burgers van Sichem, als u te goeder trouw gehandeld hebt toen u Abimelech tot koning uitriep, als u Jerubbaäl en zijn familie de verschuldigde dankbaarheid hebt bewezen, als u mijn vader naar zijn verdienste hebt beloond – hij is immers voor u ten strijde getrokken, hij heeft voor u zijn leven op het spel gezet, hij heeft u bevrijd uit de greep van Midjan, maar u bent vandaag tegen mijn familie in opstand gekomen, u hebt de zonen van mijn vader, zeventig man, op een en dezelfde steen ter dood gebracht, u hebt Abimelech, de zoon van zijn slavin, tot uw koning uitgeroepen omdat hij familie van u is -, als u kortom vandaag te goeder trouw gehandeld hebt ten opzichte van Jerubbaäl en zijn familie, dan wens ik u veel geluk met Abimelech en hem met u! Maar zo niet, dan zal er uit Abimelech een vuur komen dat de burgers van Sichem en Bet-Millo zal verteren, en er zal uit de burgers van Sichem en Bet-Millo een vuur komen dat Abimelech zal verteren.’