De Efraïmieten brachten een leger op de been en staken de Jordaan over naar Safon. ‘Waarom bent u tegen de Ammonieten opgetrokken zonder ons erbij te betrekken?’ wilden ze van Jefta weten. ‘We zullen u met huis en al verbranden!’ Jefta antwoordde hun:
‘Toen mijn volk en ik in oorlog waren met de Ammonieten heb ik u opgeroepen, maar u bent me niet te hulp gekomen. Dus toen ik merkte dat er van uw kant geen hulp te verwachten was, ben ik met gevaar voor eigen leven zelf tegen de Ammonieten ten strijde getrokken, en de HEER heeft ze aan mij uitgeleverd. Waarom valt u mij nu dan aan?’ Daarop riep hij alle mannen van Gilead op, bond de strijd aan met de Efraïmieten en versloeg hen. De Efraïmieten hadden namelijk gezegd:
‘Jullie zijn niets anders dan een stel gevluchte Efraïmieten. Gilead hoort bij Manasse, en dus evengoed bij Efraïm!’ Daarna bezetten de Gileadieten de oversteekplaatsen van de Jordaan om de Efraïmieten de terugtocht te beletten. Wanneer een Efraïmiet die wilde vluchten vroeg of hij de rivier mocht oversteken, vroegen ze hem:
‘Kom jij uit Efraïm?’ Dat ontkende hij natuurlijk, maar dan vroegen ze:
‘Zeg eens:
“sjibbolet”.’ Als hij dan ‘sibbolet’ zei, en het woord dus niet goed uitsprak, grepen ze hem en doodden ze hem ter plekke. Op die dag sneuvelden al met al tweeënveertigduizend Efraïmieten.
Zes jaar was de Gileadiet Jefta rechter over Israël. Toen stierf hij en werd begraven in zijn woonplaats in Gilead.