Daarbij zeiden ze:
‘Waarom hebt u ons er niet bij betrokken toen u tegen Midjan ten strijde trok? Dat is toch geen manier van doen!’ Ze maakten hem de heftigste verwijten, maar Gideon antwoordde:
‘Wat ik deed, is toch niets vergeleken bij wat u gedaan hebt? Efraïm heeft de kroon gezet op het werk van Abiëzer. God heeft de beide legeraanvoerders van Midjan, Oreb en Zeëb, aan u uitgeleverd. Daarbij valt alles wat ik heb kunnen doen toch in het niet?’ Toen Gideon de zaak zo voorstelde, bedaarde de woede van de mannen van Efraïm.