Sisera kreeg bericht dat Barak de Tabor was opgegaan. Daarom riep hij zijn soldaten onder de wapenen en trok met al zijn negenhonderd ijzeren strijdwagens en zijn hele leger vanuit Charoset-Haggojim op naar het dal van de Kison. Debora spoorde Barak aan:
‘Vooruit! Vandaag levert de HEER Sisera aan u uit. Hij zal voor u uit gaan.’ Toen kwam Barak de Tabor af met tienduizend man achter zich aan. Op het moment dat de manschappen van Sisera Barak zagen verschijnen, zaaide de HEER paniek onder hen en ontstond er grote verwarring. Sisera sprong van zijn wagen en maakte zich uit de voeten. Barak achtervolgde de strijdwagens en de soldaten tot in Charoset-Haggojim. Alle soldaten van Sisera sneuvelden; niet een bleef er in leven.
Sisera vluchtte te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van de Keniet Cheber, want hij wist dat er een bondgenootschap bestond tussen de familie van Cheber en koning Jabin van Hasor. Jaël kwam hem tegemoet en zei:
‘Kom binnen, heer, kom binnen. Wees niet bevreesd.’ Hij ging bij haar de tent binnen en zij verborg hem onder een deken. ‘Geef me wat water te drinken,’ vroeg hij, ‘ik heb zo’n dorst.’ Jaël opende een melkzak, gaf hem te drinken en dekte hem weer toe. Toen zei hij:
‘Ga in de tentopening staan. Als er dan iemand komt vragen of er een man bij u is, moet u zeggen:
“Nee, er is hier niemand.”’ Jaël nam een tentpin en een hamer en sloop de tent binnen. Ze sloeg, terwijl hij daar uitgeput in slaap lag, de tentpin dwars door zijn hoofd de grond in, zodat hij stierf. Op dat moment kwam Barak eraan, op jacht naar Sisera. Jaël ging hem tegemoet en zei:
‘Kom, ik zal u de man laten zien die u zoekt.’ Barak ging met haar naar binnen – en daar lag Sisera, dood, met de tentpin door zijn hoofd.
Zo bracht God koning Jabin van Kanaän in zijn strijd met de Israëlieten een zware nederlaag toe. Daarna wist Israël koning Jabin steeds verder terug te dringen, totdat ze hem hadden vernietigd.