Zo veroverde Jozua het hele land:
de bergen van Juda, de hele Negev, het hele gebied rond Gosen, het heuvelland, de Jordaanvallei en de bergen van Israël met hun uitlopers. Dit is het gebied vanaf de Kale Bergen, die oplopen naar Seïr, tot aan Baäl-Gad in de Libanonvallei aan de voet van het Hermongebergte. Jozua nam alle koningen gevangen en doodde hen zonder uitzondering. Hij voerde lange tijd oorlog tegen die koningen, want er was geen enkele stad die een vredesverdrag met de Israëlieten had gesloten, behalve Gibeon, de stad van de Chiwwieten. Er viel Israël niets zonder slag of stoot in handen. De HEER had namelijk alle volken zo eigenzinnig gemaakt dat ze hoe dan ook oorlog tegen Israël wilden voeren. Daarom hoefden de Israëlieten die volken niet te sparen en konden ze die vernietigen. Ja, zo konden ze die volken uitroeien, zoals de HEER aan Mozes had opgedragen.
Jozua roeide in die tijd ook de Enakieten uit die in de bergen van Juda woonden, in Hebron, Debir en Anab, en in de bergen van Israël. Hij doodde hen en liet hun steden aan de HEER. Er bleven in het land van Israël geen Enakieten meer over, behalve in Gaza, Gat en Asdod.
Nadat Jozua het hele land veroverd had, zoals de HEER aan Mozes had opgedragen, gaf hij het Israël als grondgebied volgens de indeling in stammen. Hiermee eindigde de oorlog.