Toen het volk het kamp had opgebroken om de Jordaan over te trekken, gingen de priesters die de ark van het verbond droegen voor het volk uit. Zodra de priesters bij de Jordaan waren gekomen en hun voeten door het water werden omspoeld – de Jordaan stond de hele oogsttijd buiten zijn oevers -, kwam het water tot stilstand en vormde het een dam, heel in de verte bij de stad Adam, die vlak bij Saretan ligt. Het water dat naar de Zoutzee ging, ofwel de Dode Zee, stroomde helemaal weg. Het volk trok over ter hoogte van Jericho. De priesters die de ark van het verbond met de HEER droegen, bleven precies in het midden van de bedding van de Jordaan staan, terwijl heel Israël overtrok, tot de laatste man.