De volgende ochtend vroeg trok Jozua met het hele volk weg uit Sittim. Ze kwamen tot aan de Jordaan, waar ze drie dagen bleven voor ze overtrokken. Op de derde dag gingen de schrijvers het kamp door om het volk te zeggen:
‘Wanneer u de Levitische priesters de ark van het verbond met de HEER, uw God, ziet dragen, dan moet u het kamp opbreken en de ark volgen. Maar blijf op grote afstand, ongeveer tweeduizend el, kom niet dichterbij. Dan kunt u zien welke weg u moet volgen, want u bent hier nooit eerder geweest.’ En Jozua zei tegen het volk:
‘Reinig u, want morgen zal de HEER in uw midden wonderen verrichten.’
De volgende dag gaf hij de priesters de opdracht:
‘Ga met de ark van het verbond voor het volk uit.’ De priesters namen toen de ark van het verbond op en gingen voor het volk uit, en de HEER zei tegen Jozua:
‘Vandaag zal Ik ervoor zorgen dat je bij alle Israëlieten hoog in aanzien komt te staan, zodat ze weten dat Ik je zal bijstaan, zoals Ik Mozes heb bijgestaan. Zeg tegen de priesters die de ark van het verbond dragen dat ze, zodra ze bij de oever van de Jordaan zijn gekomen, in het water moeten blijven staan.’ Jozua riep toen het volk bij elkaar en zei:
‘Luister naar de woorden van de HEER, uw God.’ En hij vervolgde:
‘U zult merken dat de levende God in uw midden is en beseffen dat Hij het is die de Kanaänieten en de Hethieten, de Chiwwieten en de Perizzieten, de Girgasieten, de Amorieten en de Jebusieten voor u op de vlucht zal jagen. De ark van het verbond met de Heer van de hele aarde gaat immers voor u uit de Jordaan in. Kies nu twaalf mannen, één uit elke stam van Israël. Op het moment dat de priesters die de ark van de HEER dragen, de Heer van de hele aarde, de Jordaan in gaan, zal de stroom tot stilstand komen en zal het water oprijzen als een dam.’