Mozes riep het hele volk van Israël bijeen en sprak het als volgt toe:
‘U hebt in Egypte met eigen ogen gezien wat de HEER allemaal heeft gedaan met de farao en zijn onderdanen, met heel zijn land. U was getuige van Zijn grootse daden en tekenen en wonderen, maar pas vandaag heeft de HEER u werkelijk inzicht gegeven, u de ogen en oren geopend. Veertig jaar lang heeft Hij u door de woestijn geleid en in al die tijd raakten uw kleren en uw sandalen niet versleten, en had u geen brood en geen wijn of andere drank nodig. Dat moest u ervan doordringen dat Hij, de HEER, uw God is. Toen wij vervolgens hier aankwamen, trokken koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan tegen ons ten strijde. Maar wij versloegen hen en namen hun land in bezit; dat hele gebied werd aan de stammen Ruben en Gad en aan de helft van de stam Manasse toegewezen. Houd u daarom aan de regels van dit verbond, opdat u slaagt in alles wat u doet.
Hier bent u allen nu bijeen, ten overstaan van de HEER, uw God:
de stamhoofden, de oudsten, de schrijvers, alle mannen, vrouwen en kinderen van Israël, en alle vreemdelingen die als houthakker of waterputter in het kamp werken – bijeen om toe te treden tot het verbond dat de HEER, uw God, vandaag met u sluit, en de sancties die erbij horen te aanvaarden. Zo wil Hij u vandaag tot Zijn volk maken, en dan zal Hij uw God zijn, zoals Hij u heeft beloofd en zoals Hij ook uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft toegezegd. Niet alleen met u, die hier nu ten overstaan van de HEER, onze God, bijeen bent, sluit ik dit verbond, maar ook met degenen die er nu nog niet bij zijn.
U herinnert u de tijd dat we in Egypte woonden en hoe we daarna door het gebied van andere volken trokken. U hebt toen kennisgemaakt met de gruwelijke afgodsbeelden van hout, steen, zilver en goud die zij erop na hielden. Mogelijk is er hier een man of vrouw, of zelfs een familie of stam, die op dit moment liever de HEER, onze God, zou willen verlaten om de goden van die volken te gaan vereren; mogelijk sluimert er zo’n giftige kiem in ons midden.