Het volgende kan zich voordoen:
Iemand heeft een vrouw getrouwd, maar om een of andere reden is hij ontevreden over haar. Hij schrijft een scheidingsbrief, die hij bij haar vertrek aan haar meegeeft. Ze gaat bij hem weg en wordt de vrouw van een ander. Maar dan krijgt die tweede man een afkeer van haar, en ook hij schrijft een scheidingsbrief en geeft haar die bij haar vertrek mee; of de man die als tweede met haar is getrouwd, komt te overlijden. In zo’n geval mag de eerste man, die van haar gescheiden is, haar niet opnieuw tot vrouw nemen, nu zij voor hem onrein geworden is. Want de HEER verafschuwt zulke dingen. Wanneer u zoiets doet, werpt u een smet op het land dat de HEER, uw God, u in eigendom zal geven.
Als een man pas een vrouw heeft getrouwd, hoeft hij niet onder de wapens te gaan of enige dienst in het leger te verrichten. Hij is een jaar lang vrijgesteld en mag thuisblijven om zijn vrouw gelukkig te maken.
Het is verboden een handmolen of een maalsteen in pand te nemen, want daarmee neemt u iemands leven in pand.
Als wordt ontdekt dat iemand een van zijn volksgenoten, een Israëliet, heeft ontvoerd en hem als slaaf behandelt of verkoopt, moet die mensendief ter dood gebracht worden. Zo moet u het kwaad dat zich bij u aandient in de kiem smoren.
In geval van huidvraat dient u de aanwijzingen die u van de Levitische priesters krijgt nauwgezet op te volgen; houd u precies aan wat ik hun heb voorgeschreven. Bedenk wat de HEER, uw God, tijdens uw tocht uit Egypte met Mirjam heeft gedaan.
Wanneer u iemand het een of ander leent, mag u niet zijn huis binnengaan om het onderpand op te halen. U moet buiten wachten tot degene aan wie u de lening geeft met het onderpand naar buiten komt. En als hij zo arm is dat hij zijn overkleed moet afstaan, mag u zich daar niet ’s nachts mee toedekken. Voor zonsondergang moet u hem zijn onderpand terugbrengen, zodat hij onder zijn eigen overkleed kan slapen. Hij zal u dan de zegen van de HEER, uw God, toewensen, en de HEER zal het u ten goede aanrekenen.