U mag een slaaf die bij u zijn toevlucht zoekt, niet uitleveren aan zijn meester. U moet hem opnemen en hem een plaats gunnen in de stad die hij uitkiest. U mag hem niet uitbuiten.
Geen enkel Israëlitisch meisje mag als hoer bij een tempel zitten en geen enkele Israëlitische jongen als schandknaap. U mag in de tempel van de HEER, uw God, geen hoerenloon of schandegeld gebruiken voor het inlossen van een gelofte, want de HEER, uw God, heeft van beide een afschuw.
U mag geen rente vragen als u iets aan een volksgenoot leent, of het nu gaat om geld of voedsel of wat u ook maar tegen rente te leen kunt geven. Van een buitenlander mag u wel rente heffen, maar niet van iemand uit uw eigen volk. Als u zich hieraan houdt zal de HEER, uw God, u zegenen in alles wat u onderneemt in het land dat u in bezit zult nemen.
Als u de HEER, uw God, een gelofte doet, los die dan ook spoedig in. Want Hij zal Zijn aanspraak zeker laten gelden, en dan wordt uw laksheid u als zonde aangerekend. Als u echter helemaal geen gelofte doet, valt u niets aan te rekenen. Maar als u uw woord gegeven hebt, moet u het nakomen; u hebt zelf, uit eigen vrije wil, de HEER, uw God, een gelofte gedaan.
Als u door andermans wijngaard loopt mag u zo veel druiven eten als u maar wilt, tot u genoeg hebt, maar u mag ze niet ergens in meenemen. En wanneer u door andermans korenveld loopt mag u wel aren plukken met de hand, maar niet de sikkel in zijn koren slaan.