Toen zei de HEER tegen Mozes:
‘Hoe lang blijven jullie nog weigeren Mijn geboden en voorschriften in acht te nemen? De HEER heeft jullie de sabbat gegeven en daarom geeft Hij jullie op de zesde dag voedsel voor twee dagen. Laat ieder dus op de zevende dag blijven waar hij is, niemand mag dan het kamp verlaten.’ Toen hield iedereen op de zevende dag rust.
Het volk van Israël noemde het voedsel manna. Het leek op korianderzaad, maar dan wit, en het smaakte als honingkoek. Mozes zei:
‘De HEER heeft het volgende bevolen:
“Er moet één volle omer bewaard blijven voor de generaties die na jullie komen, want zij moeten het brood kunnen zien dat Ik jullie in de woestijn te eten heb gegeven toen Ik jullie uit Egypte leidde.”’ Daarom zei Mozes tegen Aäron:
‘Doe een volle omer manna in een kruik en leg die op de plaats waar de HEER wordt vereerd, om het manna daar voor de komende generaties te bewaren.’ Zoals de HEER Mozes had opgedragen, legde Aäron de kruik neer voor de verbondstekst, om het manna daar te bewaren. Veertig jaar lang aten de Israëlieten manna, tot ze in bewoond gebied kwamen; ze aten manna tot ze de grens van Kanaän bereikten. (Een omer is een tiende efa.)