Als de HEER u in het land van de Kanaänieten gebracht heeft, zoals Hij u en uw voorouders onder ede heeft beloofd, en als Hij u dat land in bezit heeft gegeven, dan moet u alles wat als eerste de moederschoot verlaat aan de HEER afstaan. Alle eerstgeboren mannelijke dieren die uw vee werpt, moeten aan de HEER gegeven worden. Elk eerstgeboren veulen van een ezel moet u vrijkopen met een lam. Koopt u het niet vrij, dan moet u het de nek breken. Ook elke eerstgeboren zoon moet u vrijkopen. En als een van uw kinderen u later vraagt:
“Waarom doen wij dit?” dan moet u dit antwoord geven:
“Met krachtige hand heeft de HEER ons bevrijd uit Egypte, uit de slavernij. Toen de farao weigerde ons te laten gaan, heeft de HEER alle eerstgeborenen in Egypte, van de mensen en van het vee, gedood. Daarom offer ik de HEER alle mannelijke dieren die als eerste de moederschoot verlaten en koop ik elke eerstgeboren zoon vrij.” Laat dit gebruik zijn als een teken om uw arm en een band op uw voorhoofd, om u eraan te herinneren dat de HEER ons met krachtige hand uit Egypte heeft bevrijd.’