De hongersnood bleef het land teisteren. Toen het graan dat Jozefs broers uit Egypte hadden meegebracht op was, zei hun vader tegen hen: ‘Ga daar nog eens heen om wat voedsel voor ons te kopen.’ Juda antwoordde: ‘Die man heeft ons ten strengste gewaarschuwd dat we hem niet onder ogen mogen komen als we onze broer niet meebrengen. Alleen als u bereid bent hem met ons mee te sturen, gaan we op reis om voedsel voor u te kopen. Maar geeft u hem niet mee, dan gaan we niet, want die man heeft ons gezegd dat hij ons niet wil zien tenzij we onze broer meebrengen.’ ‘Waarom hebben jullie die man dan ook verteld dat je nog een broer had?’ zei Israël. ‘Hoe konden jullie me dat aandoen?’
Lees meer ...Genesis 43:15-25 Jozefs broers opnieuw in Egypte 2
Zo vertrokken de mannen naar Egypte, met het geschenk en een dubbele hoeveelheid geld; ook Benjamin namen ze mee. Ze dienden zich bij Jozef aan. Toen Jozef zag dat Benjamin bij hen was, zei hij tegen zijn hofmeester: ‘Breng deze mannen naar mijn huis, en laat iets slachten en klaarmaken, want vanmiddag eten ze bij mij.’ De man deed wat Jozef hem beval, hij bracht de broers naar Jozefs paleis. Dit maakte hen angstig en ze zeiden: ‘Dat ze ons hierheen brengen, komt door het geld dat de vorige keer in onze voerzakken is teruggelegd:
Lees meer ...Genesis 43:26-34 Jozefs broers opnieuw in Egypte 3
Toen Jozef thuiskwam, droegen ze het geschenk naar binnen, boden het hem aan en bogen zich voor hem neer. Hij vroeg hun hoe ze het maakten en zei: ‘Is alles goed met jullie oude vader, over wie jullie me hebben verteld? Leeft hij nog?’ Ze antwoordden: ‘Jazeker, uw dienaar, onze vader, leeft nog en hij maakt het goed.’ En weer bogen ze zich diep voor hem neer. Toen zag hij zijn broer Benjamin staan, de zoon van zijn eigen moeder, en vroeg: ‘Is dat jullie jongste broer, over wie jullie me hebben verteld?’
Lees meer ...Genesis 44:1-13 Jozefs broers opnieuw in Egypte 4
Jozef beval zijn hofmeester: ‘Vul de zakken van die mannen met voedsel, zoveel als ze maar mee kunnen nemen, en leg ieders geld boven in zijn zak. En in de zak van de jongste moet u behalve het geld voor het graan ook mijn beker stoppen, mijn zilveren kelk.’ De man deed wat Jozef hem had opgedragen, en zodra het licht werd liet men de broers met hun ezels vertrekken. Nauwelijks hadden ze de stad achter zich gelaten of Jozef zei tegen zijn hofmeester: ‘Vlug, ga achter die mannen aan en haal ze in. Zeg tegen hen: “Waarom hebt u goed met kwaad vergolden?
Lees meer ...Genesis 44:14-23 Jozefs broers opnieuw in Egypte 5
Zo kwamen Juda en zijn broers weer in het paleis van Jozef. Hij was daar nog, en ze vielen voor hem op hun knieën. ‘Wat hebben jullie gedaan?’ verweet Jozef hun. ‘Beseften jullie niet dat een man als ik kan zien wat voor anderen verborgen is?’ Juda antwoordde: ‘Wat kunnen wij u hierop antwoorden, heer? Hoe kunnen we ons vrijpleiten? God heeft de misdaad van uw dienaren aan het licht gebracht. Wij zijn bereid uw slaaf te worden, mijn heer, niet alleen degene bij wie de beker is gevonden, maar wij allemaal.’
Lees meer ...Genesis 44:24-34 Jozefs broers opnieuw in Egypte 6
Weer thuis bij mijn vader vertelden wij wat u had gezegd, heer, en toen onze vader ons vroeg om hierheen terug te gaan om weer wat voedsel te kopen, zeiden wij: “Dat is onmogelijk. Alleen als onze jongste broer meegaat kunnen we de tocht ondernemen, want we mogen die man niet onder ogen komen tenzij we onze broer bij ons hebben.” Maar mijn vader zei: “Zoals jullie weten heeft mijn vrouw mij twee zonen gebaard.
Lees meer ...Genesis 45:1-9 Jozefs broers opnieuw in Egypte 7
Toen kon Jozef zich niet langer goed houden tegenover allen die daar bij hem waren. ‘Laat iedereen weggaan!’ riep hij. Zo was er niemand bij toen Jozef zijn broers vertelde wie hij was. Hij barstte in tranen uit en huilde zo luid dat de Egyptenaren het hoorden en dat het ook in het paleis van de farao te horen was. Hij zei tegen zijn broers: ‘Ik ben het, Jozef! Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers waren niet in staat antwoord te geven, ze waren verlamd van schrik. ‘Kom toch dichterbij,’ zei Jozef tegen hen,
Lees meer ...Genesis 45:10-20 Jozefs broers opnieuw in Egypte 8
U kunt in Gosen wonen, dicht bij mij, met uw kinderen, uw kleinkinderen, uw schapen en geiten en runderen en wat u verder maar bezit. Ik zal u daar onderhouden, want de hongersnood zal nog vijf jaar duren. Dan hoeft u geen gebrek te lijden, u niet en ook uw familieleden en uw dieren niet.”’ Tot slot zei Jozef: ‘Jullie allemaal, ook jij, Benjamin, zien met eigen ogen dat ik het zelf ben die hier met jullie spreekt. Vertellen jullie mijn vader dus hoeveel aanzien ik in Egypte geniet, en alles wat jullie gezien hebben,
Lees meer ...Genesis 45:21-28 Jozefs broers opnieuw in Egypte 9
Israëls zonen deden wat hun gezegd werd. Jozef gaf hun in opdracht van de farao wagens, en ook proviand voor onderweg. Bovendien gaf hij ieder van hen nieuwe kleren; aan Benjamin gaf hij zelfs vijf stel nieuwe kleren en ook nog driehonderd sjekel zilver. Ook voor zijn vader gaf hij iets mee: tien ezels beladen met de fijnste Egyptische producten,
Lees meer ...Genesis 46:1-15 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 1
Israël ging op weg; al zijn bezittingen nam hij mee. In Berseba gekomen, bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak. ’s Nachts richtte God zich in een visioen tot Israël. ‘Jakob! Jakob!’ riep Hij, en Jakob antwoordde: ‘Ik luister.’ God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want Ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ikzelf zal met je meereizen naar Egypte, en Ik zal je daar ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.’
Lees meer ...