Jozef was dus door de Ismaëlieten meegenomen naar Egypte, en daar was hij gekocht door Potifar, een vooraanstaand man die tot de hovelingen van de farao behoorde en het bevel voerde over zijn lijfwacht. De HEER stond Jozef ter zijde, zodat het hem goed ging. Hij mocht in het huis van zijn Egyptische meester werken. Omdat zijn meester zag dat de HEER Jozef ter zijde stond en alles wat hij ter hand nam voorspoedig liet verlopen, was hij Jozef goedgezind:
Lees meer ...Genesis 39:9-20 Jozef en de vrouw van Potifar 2
Ik heb hier evenveel gezag als hij, en hij heeft mij niets onthouden behalve u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan zo’n grote wandaad kunnen begaan en zo kunnen zondigen tegen God?’ Dag in dag uit probeerde ze Jozef over te halen, maar hij gaf niet toe, hij wilde niet bij haar gaan liggen. Maar op zekere dag, toen hij de binnenvertrekken in kwam om zijn werk te doen en daar niemand anders van de bedienden was, greep ze hem bij zijn kleed.
Lees meer ...Genesis 39:21-23 De dromen van schenker en bakker 1
Zo kwam Jozef in de gevangenis terecht. Maar de HEER stond hem ter zijde en bewees hem Zijn goedheid door ervoor te zorgen dat Jozef bij de gevangenbewaarder in de gunst kwam.
Lees meer ...Genesis 40:1-15 De dromen van schenker en bakker 2
Enige tijd later maakten de opperschenker en de opperbakker van de koning van Egypte zich schuldig aan een vergrijp tegenover hun heer. De farao was woedend op deze twee hovelingen, en liet hen in bewaring stellen in de gevangenis van de commandant van de lijfwacht, de gevangenis waarin ook Jozef zat. De commandant droeg Jozef op hen te bedienen. De schenker en de bakker van de koning hadden al geruime tijd in hechtenis gezeten toen ze allebei in dezelfde nacht een droom kregen, ieder een droom met een eigen betekenis. Toen Jozef de volgende morgen bij hen kwam, viel het hem op dat ze er slecht uitzagen.
Lees meer ...Genesis 40:16-23 De dromen van schenker en bakker 3
Toen de bakker Jozef zo’n gunstige uitleg hoorde geven, zei hij tegen hem: ‘Ik droomde net zoiets. Ik had drie manden met wit brood op mijn hoofd. In de bovenste mand zat allerlei brood van de fijnste kwaliteit dat bestemd was voor de farao, maar er pikten voortdurend vogels aan het lekkers in die mand op mijn hoofd.’
Lees meer ...Genesis 41:1-16 De droom van de farao 1
Twee volle jaren later kreeg de farao een droom. Hij droomde dat hij aan de Nijl stond. Toen zag hij zeven koeien uit de Nijl komen; het waren mooie koeien, die goed in hun vlees zaten. Ze gingen grazen in het oevergras. En kijk, daar kwamen weer zeven koeien uit het water; die waren lelijk en mager. Ze voegden zich bij de andere koeien aan de oever van de rivier. En die lelijke, magere koeien aten de zeven mooie, vette koeien op. Hierna werd de farao wakker. Maar hij viel weer in slaap en kreeg voor de tweede keer een droom. Zeven mooie, rijpe korenaren schoten op uit één halm. Toen schoten er zeven andere aren op; die waren iel en door de oostenwind verschroeid.
Lees meer ...Genesis 41:17-33 De droom van de farao 2
Toen deed de farao hem zijn verhaal: ‘In mijn droom stond ik aan de Nijl. Opeens kwamen daar zeven koeien uit, mooie koeien die goed in hun vlees zaten. Ze gingen grazen in het oevergras. Daarna kwamen er zeven andere koeien uit het water; die waren afschuwelijk mager, vel over been. Ik heb in heel Egypte nog nooit zulke lelijke koeien gezien. En die magere, lelijke koeien aten de zeven eerste, vette koeien op. Maar toen ze die naar binnen hadden gewerkt, was daar niets van te merken: ze zagen er nog even lelijk uit als eerst. Toen werd ik wakker. Even later droomde ik dat er uit één halm zeven mooie, volle korenaren opschoten.
Lees meer ...Genesis 41:34-46 De droom van de farao 3
Ook zou u krachtige maatregelen moeten nemen. Ik raad u aan in het hele land opzichters aan te stellen en tijdens de zeven jaren van overvloed een vijfde te vorderen van wat het land opbrengt. Al het voedsel dat Egypte voortbrengt in de goede jaren die straks aanbreken, moet worden verzameld. U moet erop toezien dat er in de steden graan wordt opgeslagen, en dat graan moet zuinig worden bewaard. Uit die voedselvoorraad kan het land dan putten in de zeven jaren van hongersnood die het te wachten staan. Zo hoeft Egypte niet van honger om te komen.’ Zowel de farao als zijn dienaren vonden dit een goed voorstel.
Lees meer ...Genesis 41:47-57 De droom van de farao 4
In de zeven jaren van overvloed kon er in het land volop worden geoogst. Al het graan dat Egypte in die zeven jaar voortbracht, werd verzameld en in de steden opgeslagen; in elke stad sloeg men de opbrengst van de omliggende akkers op. Het graan dat Jozef bijeenbracht, was als het zand van de zee: het was zo veel dat men maar ophield de voorraad te tellen, want er was geen tellen meer aan. Nog voordat de periode van hongersnood aanbrak, kreeg Jozef twee zonen bij Asnat, de dochter van Potifera,
Lees meer ...Genesis 42:1-17 Jozefs broers in Egypte 1
Toen Jakob hoorde dat er in Egypte graan was, zei hij tegen zijn zonen: ‘Waarom ondernemen jullie niets? Ik heb gehoord dat er in Egypte graan te krijgen is. Ga ernaartoe en koop daar graan voor ons, zodat we niet van de honger omkomen.’ Hierop gingen tien van Jozefs broers op reis om bij de Egyptenaren graan te kopen. Jakob liet Benjamin, Jozefs volle broer, niet met de anderen meegaan, uit angst dat hem iets zou overkomen. Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, samen met vele anderen, omdat de hongersnood ook Kanaän in zijn greep hield. Jozef was de hoogste machthebber in het land en iedereen moest bij hem graan kopen. Toen zijn broers voor hem verschenen, bogen ze zich diep voor hem neer.
Lees meer ...