De Heer heeft mij veel vreugde gegeven nu u eindelijk uw zorg voor mij hebt kunnen tonen. U dacht altijd al aan mij, maar vond niet de gelegenheid het te laten zien. Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd; ik heb geleerd om in alle omstandigheden voor mezelf te zorgen. Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden:
overvloed en honger, rijkdom en gebrek. Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft.
Toch hebt u er goed aan gedaan in mijn moeilijkheden te delen. U weet zelf, Filippenzen, dat toen ik na mijn vertrek uit Macedonië met de verkondiging begon, uw gemeente de enige is geweest die gedeeld heeft in mijn tegoeden en tekorten. Al in Tessalonica hebt u mij meer dan eens iets gestuurd om mijn tekorten aan te vullen. Niet dat het mij om uw gaven te doen is, ik ben er juist op uit dat het tegoed op uw rekening oploopt. Nu is alles mij vergoed, en heb ik zelfs veel meer ontvangen. Mij ontbreekt niets dankzij de gaven die Epafroditus namens u heeft gebracht; ze zijn een geurig en aangenaam offer, dat God behaagt. Mijn God zal uit de overvloed van Zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus. Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Groet alle heiligen in Christus Jezus. De broeders en zusters die bij mij zijn, laten u groeten. Alle heiligen laten u groeten, vooral zij die in dienst van de keizer staan.
De genade van de Heer Jezus Christus zij met u.