Toen stuurde Amasja, de priester van Betel, deze boodschap aan Jerobeam, de koning van Israël: ‘Amos hitst de Israëlieten tegen u op; het volk zal geen weerstand aan zijn woorden kunnen bieden. Hij zegt dat u, Jerobeam, door het zwaard zult sterven en dat Israël van zijn grond zal worden verbannen.’ Daarna zei hij tegen Amos: ‘Ziener, verdwijn!
Lees meer ...Amos 8:1-14
Dit heeft God, de HEER, mij laten zien: Ik zag een mand met rijp fruit. En de HEER vroeg mij: ‘Wat zie je, Amos?’ Ik antwoordde: ‘Een mand met rijp fruit.’ Toen zei de HEER: ‘Weldra zal de tijd rijp zijn, Ik zal Mijn volk Israël niet langer sparen. Op die dag zal er in de tempel alleen nog gejammer klinken,’ – spreekt God, de HEER – ‘overal liggen lijken, overal zijn ze neergeworpen. – Wees stil!’ Jullie die de armen kwaad willen berokkenen en uit zijn op de ondergang van de machtelozen van dit land, luister! Jullie zeggen: ‘Wanneer is de dag van de nieuwemaan voorbij, zodat we weer koren kunnen verkopen? Wanneer de sabbat, zodat we weer graan kunnen verhandelen?’ Jullie maken de efa kleiner, jullie maken de sjekel zwaarder en jullie knoeien met de weegschaal.
Lees meer ...Amos 9:1-8 1
Ik zag de Heer bij het altaar staan, en Hij zei: ‘Sla op het kapiteel, laat de drempels dreunen! Sla de stenen stuk op de hoofden; wie er dan nog overblijven, zal Ik zelf doden met het zwaard. Niemand die vlucht zal ontsnappen; niemand die ontsnapt zal ontkomen. Al kruipen ze de onderwereld in, Ik breng ze naar boven; al klimmen ze de hemel in, Ik haal ze naar beneden. Al verschuilen ze zich op de top van de Karmel, Ik zal ze weten te vinden en ze daar weghalen;
Lees meer ...Amos 9:9-15 2
Op Mijn bevel zullen de Israëlieten door alle volken heen worden geschud, als in een zeef waar niet één steentje doorheen valt! Alle zondaars in Mijn volk zullen sterven door het zwaard, ook al zeggen ze: ‘U zorgt er wel voor dat het kwaad ons niet treft, dat het ver van ons blijft.’ Dan zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, Ik zal de muren herstellen en opbouwen wat is neergehaald,
Lees meer ...Obadja 1:1-11 1
De profetie van Obadja. De HEER heeft een bode gestuurd naar alle volken; ook wij hebben zijn boodschap gehoord: ‘Kom, laten we ten strijde trekken tegen Edom!’ Dit is wat God, de HEER, over dat volk zegt: Ik maak van jou een onbeduidend volk, veracht door iedereen. Door je hoogmoed heb je je laten verleiden: hoog woon je, hoog in de rotskloven, daar heb je je huis gebouwd, en je denkt: Wie haalt mij naar beneden? Maar al vlieg je zo hoog als een adelaar, al bouw je je nest in de sterren,
Lees meer ...Obadja 1:12-21 2
Die dag had je je niet mogen verlustigen in de rampspoed die je broeder trof, je had je niet mogen verheugen over de ondergang van het volk van Juda, en op die dag van angst had je hen niet mogen bespotten. Die dag had je de poorten van de stad niet binnen mogen gaan, je had je op die dag van onheil niet mogen verlustigen in het kwaad dat Mijn volk werd aangedaan, en op die dag van ongeluk had je je niet mogen vergrijpen aan hun bezittingen. Op die dag van angst had je de mensen die vluchtten de weg niet mogen versperren om ze te doden, en hen die ontkomen waren niet mogen uitleveren.
Lees meer ...Jona 1:1-9 1
Eens richtte de HEER zich tot Jona, de zoon van Amittai: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.’ En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER.
Lees meer ...Jona 1:10-16 2
De mannen werden doodsbang, en toen ze van hem hoorden dat hij was weggevlucht van de HEER, zeiden ze tegen hem: ‘Hoe heb je dat kunnen doen?’ En ze vroegen hem: ‘Wat moeten we met je doen, dat de zee ons met rust laat?’ Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. Hij antwoordde: ‘Gooi me in zee, dan zal de zee jullie met rust laten.
Lees meer ...Jona 2:1-11
De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden: ‘In mijn nood roep ik de HEER aan en Hij antwoordt mij. Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp – U hoort mijn stem! U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee. Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan Uw golven over mij heen.
Lees meer ...Jona 3:1-10
Opnieuw richtte de HEER zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die Ik je zeg.’ En Jona maakte zich gereed en ging naar Nineve, zoals de HEER hem opgedragen had. Nineve was een reusachtige stad, ter grootte van drie dagreizen. Jona trok de stad in, één dagreis ver, en riep: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’ De inwoners van Nineve geloofden God:
Lees meer ...