Page 2 of 2
1 2

Hosea 13:1-15 Israëls einde

Als de stam Efraïm zich liet horen, beefde iedereen; hij had groot gezag in Israël. Toen maakte hij zich schuldig aan de verering van Baäl, en daarmee tekende hij zijn doodvonnis. Toch bleven ze zondigen: ze maakten een godenbeeld. En met hun zilver maakten ze nog meer beelden, naar eigen smaak, niet meer dan het werk van ambachtslieden. Men zegt van hen: Mensen die offeren, kussen kalveren! Daarom zullen ze worden als een ochtendnevel, als dauw die ’s morgens vroeg verdwijnt, als kaf dat wordt weggeblazen van de dorsvloer of als rook uit een trekgat. Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 14:1-10

Samaria is schuldig, omdat het in opstand is gekomen tegen zijn God. De mannen zullen omkomen in de strijd. Israëls tweede bloei. Keer terug, Israël, naar de HEER, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de HEER. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen,

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 2
1 2