Mijn zoon, houd vast aan wat je vader je opdraagt, verwerp de lessen van je moeder niet. Bind hun onderricht voor altijd op je hart, wind het om je hals. Moge het je leiden op de wegen die je gaat, moge het over je waken als je slaapt, moge het je raden als je wakker wordt. Want de lessen van je vader en je moeder zijn een lamp, een licht dat je vermaant en de weg wijst naar het leven. Hun onderricht beschermt je tegen lichtzinnige vrouwen, tegen de gladde woorden van een afgedwaalde vrouw.
Lees meer ...Spreuken 7:1-15 1
Mijn zoon, denk altijd aan mijn uitspraken, vergeet mijn woorden niet, denk altijd aan wat ik je leer, dan zul je blijven leven. Koester mijn lessen als het licht in je ogen, draag mijn woorden als een ring aan je vinger, schrijf ze in je hart. Zeg tegen Wijsheid: ‘Je bent mijn zuster, ‘noem Inzicht je vriendin. Ze behoeden je voor lichtzinnige vrouwen, voor afgedwaalde vrouwen met hun vleierij.
Lees meer ...Spreuken 7:16-27 2
Ik heb mijn bed al opgemaakt met kostbaar linnen, met bontgekleurde dekens uit Egypte. Ik heb het besprenkeld met mirre, met aloë en kaneel. Kom, laten we dronken worden van de liefde, laten we genieten van het minnespel tot in de morgen. Mijn man is niet thuis, hij is ver weg, hij is op reis en heeft meer dan voldoende geld bij zich. Hij komt pas terug wanneer het vollemaan is.’
Lees meer ...Spreuken 8:1-21 1
Roept Wijsheid niet, laat Inzicht haar stem niet horen? Wijsheid heeft zich opgesteld op een heuvel langs de weg, bij het kruispunt van de wegen. Bij de poorten van de stad, bij de ingang, bij de toegangswegen klinkt haar stem: ‘Mensen, tot jullie roep ik, ik richt mij tot iedereen. Onnozele mensen, word toch eens verstandig, dwazen, denk eens na! Luister, ik vertel je waardevolle dingen, mijn woorden zijn oprecht.
Lees meer ...Spreuken 8:22-36 2
De HEER heeft mij vóór al het andere verworven, toen Hij Zijn scheppingswerk begon, schiep Hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg.
Toen er nog geen oceanen waren, werd ik voortgebracht, nog voor de bronnen met hun waterstromen. Toen de bergen nog niet waren neergezet, werd ik voortgebracht, nog voor er heuvels waren.