Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER: weer begonnen ze de Baäls en Astartes te vereren, en ook de goden van Aram, Sidon en Moab en de goden van de Ammonieten en de Filistijnen. Ze keerden de HEER de rug toe en dienden Hem niet meer. De HEER ontstak in woede en leverde hen uit aan de Filistijnen en de Ammonieten. Nog datzelfde jaar begonnen zij Israël te knechten en te knevelen: achttien jaar lang onderdrukten ze de Israëlieten die aan de overkant van de Jordaan woonden, in Gilead, het gebied dat ooit aan de Amorieten had toebehoord. Uiteindelijk staken de Ammonieten zelfs de Jordaan over om de strijd aan te binden met Juda, Benjamin en Efraïm.
Lees meer ...Rechters 11:1-11 Jefta als leider aangezocht 2
Nu was er in die tijd een zekere Jefta, een krijgshaftig man, afkomstig uit Gilead. Hij was door zijn vader Gilead verwekt bij een hoer, maar Gilead had ook zonen bij zijn eigen vrouw. Toen die volwassen waren, hadden ze Jefta weggejaagd met de woorden: ‘Jij krijgt geen erfdeel uit het bezit van onze vader, want je bent de zoon van een andere vrouw.’ Jefta had voor zijn broers de wijk moeten nemen en zich gevestigd in Tob. Daar sloot zich een stel avonturiers bij hem aan, die met hem erop uittrokken.
Lees meer ...Rechters 11:12-21 Jefta slaat de Ammonieten terug 1
Jefta stuurde gezanten naar de koning van de Ammonieten met de vraag: ‘Wat bezielt u om mij op mijn eigen grondgebied aan te vallen?’ De koning van Ammon antwoordde de afgezanten van Jefta: ‘Dat weet u heel goed! Israël heeft, toen het uit Egypte wegtrok, land van mij in bezit genomen: het hele gebied vanaf de Arnon tot aan de Jabbok en de Jordaan. Ik raad u aan mij dat nu zonder slag of stoot terug te geven.’ Toen stuurde Jefta opnieuw gezanten naar de koning van de Ammonieten. Ditmaal moesten ze de volgende boodschap overbrengen: ‘Dit zegt Jefta: “Israël heeft nooit land van de Moabieten of de Ammonieten afgenomen!
Lees meer ...Rechters 11:22-33 Jefta slaat de Ammonieten terug 2
Ze namen al het land van de Amorieten in bezit: het hele gebied van de Arnon tot aan de Jabbok en van de woestijn tot aan de Jordaan. Welnu, de HEER, de God van Israël, heeft de Amorieten voor Zijn eigen volk verdreven. En ú meent aanspraak te kunnen maken op hun bezit? Nee! Wat u dankzij uw god Kemos in bezit hebt gekregen kunt u uw eigendom noemen, maar het bezit van degenen die de HEER, onze God, voor ons verdreven heeft, is ons eigendom! Bent u soms meer dan koning Balak van Moab, de zoon van Sippor? Heeft hij ons ooit ons grondgebied betwist en ons daarom aangevallen?
Lees meer ...Rechters 11:34-40 Jefta slaat de Ammonieten terug 3
Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats Mispa, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.’
Lees meer ...Rechters 12:1-7 Conflict met Efraïm
De Efraïmieten brachten een leger op de been en staken de Jordaan over naar Safon. ‘Waarom bent u tegen de Ammonieten opgetrokken zonder ons erbij te betrekken?’ wilden ze van Jefta weten. ‘We zullen u met huis en al verbranden!’ Jefta antwoordde hun: ‘Toen mijn volk en ik in oorlog waren met de Ammonieten heb ik u opgeroepen, maar u bent me niet te hulp gekomen. Dus toen ik merkte dat er van uw kant geen hulp te verwachten was, ben ik met gevaar voor eigen leven zelf tegen de Ammonieten ten strijde getrokken, en de HEER heeft ze aan mij uitgeleverd.
Lees meer ...Rechters 12:8-15 Ibsan, Elon en Abdon
Na Jefta was Ibsan uit Bet-Lechem rechter over Israël. Hij had dertig zonen. Zijn dertig dochters huwelijkte hij buiten zijn eigen familie uit, en ook voor zijn zonen koos hij dertig bruiden van buiten de familie. Zeven jaar leidde hij Israël. Toen stierf hij en werd begraven in Bet-Lechem.
Lees meer ...Rechters 13:1-10 De geboorte van Simson 1
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. Daarom leverde de HEER hen veertig jaar lang over aan de Filistijnen. In die tijd leefde er in de omgeving van Sora een zekere Manoach, die tot de stam Dan behoorde. Zijn vrouw was onvruchtbaar en had nooit kinderen gekregen. Op een dag verscheen bij haar een engel van de HEER. ‘Tot nu toe was u onvruchtbaar en hebt u geen kinderen gekregen,’ zei hij. ‘Maar nu zult u zwanger worden en een zoon baren. Onthoud u daarom van wijn en andere drank en eet geen voedsel dat onrein is. U zult zwanger worden en een zoon krijgen.
Lees meer ...Rechters 13:11-25 De geboorte van Simson 2
Manoach ging meteen met haar mee. Bij de vreemdeling aangekomen vroeg hij: ‘Bent u degene die met mijn vrouw gesproken heeft?’ ‘Inderdaad,’ antwoordde hij, en Manoach vroeg: ‘Wanneer uw woorden uitgekomen zijn, hoe moet de jongen zich dan gedragen en wat moet hij doen?’ De engel van de HEER antwoordde: ‘Uw vrouw moet zich onthouden van alle dingen die ik heb genoemd: ze mag niet eten van de vruchten van de wijnstok en geen wijn of andere drank drinken of iets eten dat onrein is; ze moet zich nauwkeurig houden aan wat ik haar heb opgedragen.’ Toen zei Manoach tegen de engel van de HEER: ‘Wij zouden graag zien dat u nog bleef, zodat we voor u een geitenbokje kunnen klaarmaken.’ Maar de engel van de HEER antwoordde: ‘Ik wil nog wel even blijven, maar ik zal niet eten van wat u mij aanbiedt.
Lees meer ...Rechters 14:1-12 Simsons huwelijk 1
Op een keer ging Simson naar Timna. Daar viel zijn oog op een Filistijns meisje. Toen hij thuiskwam vertelde hij zijn ouders: ‘Ik heb in Timna een Filistijns meisje gezien. Ik zou willen dat u haar voor mij ten huwelijk vraagt.’ Maar zijn ouders zeiden: ‘Waarom zoek je een bruid bij die onbesneden Filistijnen? Er is onder de dochters van je verwanten toch wel een vrouw voor je te vinden, of in elk geval onder de meisjes van ons eigen volk.’ ‘Nee, vader,’ antwoordde Simson. ‘Dit meisje moet u voor me vragen, want zij bevalt me.’ Zijn ouders wisten niet dat het de HEER was die hierop aanstuurde, omdat Hij een aanleiding zocht om de strijd met de Filistijnen aan te gaan. De Filistijnen waren in die tijd namelijk heer en meester in Israël.
Lees meer ...