Verslag van Nehemia, de zoon van Chachalja. In de maand kislew van het twintigste jaar, toen ik mij in de burcht van Susa bevond, kwam een van mijn broers, Chanani, met een aantal mannen vanuit Juda naar me toe. Ik vroeg hun hoe het de Joden verging die waren overgebleven en de ballingschap hadden overleefd, en informeerde naar de toestand in Jeruzalem. Ze vertelden me dit: ‘Het gaat heel slecht met de mensen die de ballingschap hebben overleefd en die nu in de provincie Juda wonen. Ze zijn er het mikpunt van spot, want de muur van Jeruzalem is afgebroken en de poorten zijn in vlammen opgegaan.’ Toen ik deze woorden hoorde, ging ik huilend op de grond zitten.
Lees meer ...Nehemia 2:1-10 Nehemia gaat naar Jeruzalem
Het was in de maand nisan, in het twintigste regeringsjaar van Artaxerxes. De wijn stond op tafel. Ik nam de wijn en bood die de koning aan. Nooit had hij iets op me aan te merken gehad, maar nu zei hij: ‘Waarom kijk je zo somber, je bent toch niet ziek? Er is vast iets dat je dwarszit.’ Ik schrok hevig en zei: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Hoe zou ik niet somber zijn als de stad waar mijn voorouders begraven zijn, is verwoest en haar poorten in vlammen zijn opgegaan?’ ‘Wat is dan je wens?’ vroeg de koning. Ik bad tot de God van de hemel, en antwoordde de koning: ‘Als het de koning goeddunkt,
Lees meer ...Nehemia 2:11-20 Nehemia krijgt medestanders in Jeruzalem
Zo kwam ik in Jeruzalem aan. Na drie dagen trok ik er met enkele mannen in de nacht op uit. Ik had niemand verteld welke plannen mijn God mij voor Jeruzalem had ingegeven, en het enige dier dat ik bij me had, was het dier waarop ik reed. Die nacht ging ik door de Dalpoort en langs de Drakenbron naar de Mestpoort, om de neergehaalde stadsmuren en de door vuur verteerde poorten te inspecteren. Ik ging door naar de Bronpoort en naar de Koningsvijver, waar mijn rijdier niet verder kon. Daarom klom ik die nacht door het Kidrondal omhoog om de muur te inspecteren,
Lees meer ...Nehemia 3:1-12 Herbouw van de stadsmuur 1
Eljasib, de hogepriester, begon samen met zijn medepriesters aan de herbouw van de Schaapspoort. Nadat ze die hadden ingewijd, plaatsten ze de deuren en wijdden ze het gedeelte van de Honderdtoren tot de Chananeltoren in. Naast hem werkten de mannen van Jericho, en daarnaast Zakkur, de zoon van Imri. De Vispoort werd door de zonen van Senaä herbouwd. Ze legden de balken en plaatsten de deuren, compleet met sluitbalken en grendels. Naast hen voerde Meremot, de zoon van Uria, de zoon van Hakkos, de herstelwerkzaamheden uit, en daarnaast Mesullam, de zoon van Berechja, de zoon van Mesezabel, en wat verderop Sadok, de zoon van Baäna.
Lees meer ...Nehemia 3:13-21 Herbouw van de stadsmuur 2
Chanun en de inwoners van Zanoach herstelden de Dalpoort: ze bouwden hem op, plaatsten de deuren, compleet met sluitbalken en grendels, en repareerden de muur over een lengte van duizend el, tot aan de Mestpoort. De Mestpoort zelf werd hersteld door Malkia, de zoon van Rechab, het hoofd van het district Bet-Hakkerem. Hij bouwde hem op en plaatste de deuren, compleet met sluitbalken en grendels. Sallun, de zoon van Kolchoze en het hoofd van het district Mispa, herstelde de Bronpoort. Hij bouwde hem op, legde het dak en plaatste de deuren, compleet met sluitbalken en grendels,
Lees meer ...Nehemia 3:22-32 Herbouw van de stadsmuur 3
Daarnaast werkten de priesters uit de nabije omgeving, en verderop herstelden Benjamin en Chassub het gedeelte tegenover hun huis, en daar weer naast herstelde Azarja, de zoon van Maäseja, de zoon van Ananja, het gedeelte naast zijn huis. Binnuï, de zoon van Chenadad, herstelde nog een deel, van het huis van Azarja tot de Punt en tot de Hoek. Palal, de zoon van Uzai, werkte tegenover de Punt en de hoge uitspringende toren van het koninklijk paleis, bij het plein van de paleiswacht.
Lees meer ...Nehemia 3:33-38 Tegenwerking bij het herstel van de muur 1
Toen Sanballat hoorde dat de muur door ons werd herbouwd, werd hij woedend, en in zijn ergernis bespotte hij de Joden. In tegenwoordigheid van zijn ambtgenoten en van het leger van Samaria zei hij: ‘Wat doen die zielige Joden toch? Denken ze de muur zelf te kunnen repareren? Willen ze echt gaan offeren? Denken ze dat werk vandaag nog af te krijgen?
Lees meer ...Nehemia 4:1-8 Tegenwerking bij het herstel van de muur 2
Toen Sanballat en Tobia, en de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten hoorden dat het herstel van de muren van Jeruzalem vorderde en dat de gaten langzaam maar zeker werden gedicht, werden ze woedend. Ze spanden samen om eendrachtig Jeruzalem aan te vallen en er verwarring te stichten. Wij baden tot onze God, en met het oog op hun plannen zetten we wachten uit om hen dag en nacht in de gaten te houden.
Lees meer ...Nehemia 4:9-17 Tegenwerking bij het herstel van de muur 3
Toen onze vijanden merkten dat wij van hun plannen op de hoogte waren en dat God ze had verijdeld, konden we ons werk aan de muur hervatten. Vanaf die dag voerde de ene helft van mijn mannen het werk uit, terwijl de andere helft werd uitgerust met schilden, speren, bogen en borstkurassen. De officieren stonden opgesteld achter de Judeeërs die de muur aan het bouwen waren. De lastdragers deden het werk met de ene hand en hielden een werpspies in de andere,
Lees meer ...Nehemia 5:1-12 Het goede bestuur van Nehemia 1
De bevolking, en vooral de vrouwen, beklaagde zich luid over een aantal van hun Joodse volksgenoten. Sommigen zeiden: ‘We hebben veel zonen en dochters, en daarom willen we graan! We moeten eten, anders gaan we dood!’ Anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers, wijngaarden en huizen in onderpand gegeven om graan te kunnen kopen nu er honger heerst.’ Weer anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers en wijngaarden moeten belenen om de belasting aan de koning te kunnen betalen. En nu onze akkers en wijngaarden in het bezit van anderen zijn, moeten we onze zonen en dochters als slaaf verkopen. Sommige van onze dochters zijn al slavin. Wij staan machteloos!
Lees meer ...