Page 3 of 8
1 2 3 4 5 8

Leviticus 9:1-15 Instelling van de offerdienst 1

Op de achtste dag riep Mozes Aäron en zijn zonen bij zich, en ook de oudsten van Israël. Hij zei tegen Aäron: ‘Haal een jonge stier voor het reinigingsoffer en een jonge ram voor het brandoffer, dieren zonder enig gebrek, en breng ze naar de ontmoetingstent. Zeg tegen de Israëlieten: “Haal een bok voor het reinigingsoffer, en voor het brandoffer een eenjarige stier en een eenjarige ram zonder enig gebrek. Haal een stier en een ram om ze als vredeoffer aan de HEER aan te bieden, en ook een met olijfolie bereid graanoffer. Want vandaag verschijnt de HEER aan u.”’ Ze deden wat Mozes bevolen had en brachten de offers naar de ontmoetingstent. Daarna stelde de hele gemeenschap zich voor de HEER op.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 9:16-24 Instelling van de offerdienst 2

Hij liet de dieren voor het brandoffer bij zich brengen en offerde ze volgens de voorschriften. Hij liet het graanoffer bij zich brengen en verbrandde er een handvol van op het altaar. Dit offer kwam niet in mindering op het ochtendbrandoffer. Tot slot slachtte hij de stier en de ram die bedoeld waren als vredeoffer van het volk. Zijn zonen reikten hem het bloed aan, en hij goot het tegen de zijkanten van het altaar.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 10:1-11 Instelling van de offerdienst 3

Aärons zonen Nadab en Abihu deden gloeiende kolen in hun vuurbak en legden er reukwerk op. Maar het was verkeerd vuur dat ze de HEER wilden aanbieden, vuur dat niet voldeed aan de voorschriften van de HEER. Een felle vlam kwam uit het heiligdom en verteerde hen, zodat ze daar, in de nabijheid van de HEER, stierven. Mozes zei tegen Aäron: ‘Dit bedoelde de HEER toen Hij zei: “Door degenen die in Mijn nabijheid verkeren, toon Ik Mijn heiligheid. Het hele volk maak Ik getuige van Mijn majesteit.”’ Aäron zweeg. Mozes riep Misaël en Elsafan bij zich, de zonen van Aärons oom Uzziël.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 10:12-20 Instelling van de offerdienst 4

Mozes zei tegen Aäron en zijn overgebleven zonen, Eleazar en Itamar: ‘Neem wat er over is van het graanoffer dat aan de HEER is aangeboden, en eet het in de vorm van ongedesemd brood, naast het altaar, want het is allerheiligst. Jullie moeten het eten op een heilige plaats; het is voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de offergaven voor de HEER. Zo is het mij opgedragen. Maar het borststuk en de rechterachterbout mogen jij en je zonen en dochters op elke reine plaats eten; ze zijn voor jou en je zonen bestemd als jullie aandeel in de vredeoffers van de Israëlieten.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 11:1-23 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 1

De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: Van alles wat op het land leeft, mogen jullie de dieren eten die gespleten hoeven hebben – dus hoeven die helemaal gedeeld zijn – en bovendien hun voedsel herkauwen. Die mag je eten. Maar dieren die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben, mag je niet eten. Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. Klipdassen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein. Hazen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 11:24-38 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 2

Wie een kadaver van een onrein dier aanraakt, is tot de avond onrein, en wie iets van zo’n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. Dit geldt voor alle dieren die geen volledig gespleten hoeven hebben en alle dieren die niet herkauwen; deze dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo’n dier aanraakt, wordt zelf ook onrein. Ook alle zoolgangers onder de viervoetige dieren gelden voor jullie als onrein. Wie het kadaver van zo’n dier aanraakt, is tot de avond onrein, en wie zo’n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Zulke dieren gelden voor jullie als onrein.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 11:39-47 Voorschriften omtrent reine en onreine dieren 3

Als een dier dat gegeten mag worden dood gevonden wordt en iemand raakt het kadaver aan, is hij tot de avond onrein. Wie van het kadaver eet, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein, en ook wie het kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en blijft tot de avond onrein. Alle dieren die op de grond rondkruipen gelden voor jullie als oneetbaar; je mag er niet van eten.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 12:1-8 Voorschriften omtrent de kraamvrouw

De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer een vrouw een kind baart en het is een jongen, blijft ze zeven dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Op de achtste dag moet het kind besneden worden. Daarna duurt het nog drieëndertig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling; tijdens deze periode mag ze niets aanraken dat heilig is en de HEER toebehoort, en mag ze het heiligdom niet binnengaan.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:1-11 Voorschriften omtrent vraat 1

De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Als iemand een zwelling, uitslag of een lichte plek op zijn huid heeft die aan huidvraat doet denken, moet hij naar de priester worden gebracht, naar Aäron of een van diens nakomelingen, die de aandoening moet bekijken. Als de priester vaststelt dat het haar op de aangetaste plek wit geworden is en de plek diep in de huid ligt, is het huidvraat en moet de priester de persoon in kwestie onrein verklaren. Als de huid een lichte, witte plek vertoont die niet diep in de huid ligt en het haar niet wit geworden is, moet de priester de betreffende persoon zeven dagen afzonderen.

0Shares
Lees meer ...

Leviticus 13:12-25 Voorschriften omtrent vraat 2

Wanneer het ernaar uitziet dat de aandoening zich over het hele lichaam heeft uitgebreid, moet de priester de betreffende persoon nader onderzoeken. Als hij vaststelt dat de aandoening het lichaam inderdaad van hoofd tot voeten heeft aangetast, moet hij hem rein verklaren. Aangezien hij helemaal wit is geworden, is hij rein. Maar zodra er rauwe plekken bij hem te zien zijn, is hij onrein. Als de priester een rauwe plek ziet, moet hij hem onrein verklaren. De rauwe plek is onrein, het is een teken van huidvraat. Maar als de rauwe plek weer wit wordt, moet hij naar de priester teruggaan.

0Shares
Lees meer ...
Page 3 of 8
1 2 3 4 5 8