Na de dood van Mozes, de dienaar van de HEER, zei de HEER tegen Jozua, de zoon van Nun en de rechterhand van Mozes: ‘Nu Mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken. Ga naar het land dat Ik het volk van Israël zal geven. Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef Ik jullie, zoals Ik Mozes heb beloofd. Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Grote Zee in het westen.
Lees meer ...Jozua 1:10-18 Opdracht van de HEER aan Jozua 2
Jozua gaf toen de schrijvers van het volk de opdracht: ‘Ga het hele kamp door en zeg tegen het volk dat het voor proviand moet zorgen. Het zal over drie dagen de Jordaan overtrekken om het land in bezit te nemen dat de HEER, hun God, hun zal geven.’ Tegen de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse zei hij: ‘Houd u aan de opdracht die Mozes, de dienaar van de HEER, u gegeven heeft. Mozes heeft gezegd: “De HEER, uw God, zal u vrede schenken en u dit gebied geven.”
Lees meer ...Jozua 2:1-14 Spionnen in Jericho 1
Hierna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee spionnen op uit. Hij gaf hun de opdracht: ‘Verken het hele gebied, maar vooral Jericho.’ De mannen vertrokken. Toen ze in Jericho waren gekomen, vonden ze onderdak bij een hoer, Rachab genaamd, bij wie ze wilden overnachten. Maar toen de koning van Jericho hoorde dat er die nacht spionnen van Israël waren gekomen, liet hij Rachab het volgende bevel geven: ‘Lever ze uit, die mannen die bij je zijn, want ze zijn hier om te spioneren.’ Maar Rachab – die de twee mannen verborgen had – zei: ‘Die mannen hebben mij inderdaad bezocht, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. Ze zijn vertrokken vlak voordat het donker werd en de poort zou worden gesloten.
Lees meer ...Jozua 2:15-24 Spionnen in Jericho 2
Rachab woonde in een huis in de stadsmuur. Ze liet de spionnen langs een touw door het venster naar beneden zakken. ‘Probeer in de bergen te komen,’ zei ze, ‘anders vinden de achtervolgers jullie. Houd je daar drie dagen schuil, totdat ze teruggekomen zijn. Ga daarna pas weg.’ De mannen zeiden: ‘We zijn niet in alle gevallen gebonden aan de eed die je ons hebt laten zweren. Wanneer we dit land binnentrekken, moet je dit rode koord aan het venster binden waardoor je ons hebt laten zakken.
Lees meer ...Jozua 3:1-13 Overtocht over de Jordaan 1
De volgende ochtend vroeg trok Jozua met het hele volk weg uit Sittim. Ze kwamen tot aan de Jordaan, waar ze drie dagen bleven voor ze overtrokken. Op de derde dag gingen de schrijvers het kamp door om het volk te zeggen: ‘Wanneer u de Levitische priesters de ark van het verbond met de HEER, uw God, ziet dragen, dan moet u het kamp opbreken en de ark volgen. Maar blijf op grote afstand, ongeveer tweeduizend el, kom niet dichterbij. Dan kunt u zien welke weg u moet volgen, want u bent hier nooit eerder geweest.’ En Jozua zei tegen het volk: ‘Reinig u, want morgen zal de HEER in uw midden wonderen verrichten.’
Lees meer ...Jozua 3:14-17 Overtocht over de Jordaan 2
Toen het volk het kamp had opgebroken om de Jordaan over te trekken, gingen de priesters die de ark van het verbond droegen voor het volk uit. Zodra de priesters bij de Jordaan waren gekomen en hun voeten door het water werden omspoeld –
Lees meer ...Jozua 4:1-12 Overtocht over de Jordaan 3
Nadat het hele volk de Jordaan was overgetrokken, zei de HEER tegen Jozua: ‘Kies nu twaalf mannen, één uit elke stam, en zeg hun dat ze van de plaats waar de priesters in de Jordaan staan twaalf stenen moeten halen. Die moeten ze meenemen en in het kamp leggen waar ze vanaf deze nacht zullen verblijven.’ Jozua liet twaalf mannen aanwijzen, één uit elke stam van Israël, en nadat hij hen bij elkaar geroepen had, zei hij tegen hen: ‘Ga voor de ark van de HEER, uw God, de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. Ze zullen een gedenkteken voor u zijn.
Lees meer ...Jozua 4:13-24-5:1 Overtocht over de Jordaan 4
Deze voorhoede van het leger, zo’n veertigduizend man, trok nog voor de ark van de HEER uit ten strijde naar de vlakte van Jericho. Op die dag verhoogde de HEER het aanzien van Jozua bij de Israëlieten, zodat ze zijn leven lang ontzag voor hem hadden, zoals ze ook voor Mozes hadden gehad. De HEER zei tegen Jozua: ‘Zeg tegen de priesters die de ark met de tekst van het verbond dragen dat ze uit de Jordaan komen.’ Jozua gaf hun die opdracht, en toen de priesters die de ark van het verbond met de HEER droegen uit de Jordaan kwamen en de oever betraden, hernam het water zijn loop en trad het weer buiten zijn oevers, zoals het eerder had gedaan.
Lees meer ...Jozua 5:2-12 Besnijdenis en pesach
Na de overtocht zei de HEER tegen Jozua: ‘Maak messen van vuursteen en besnijd de Israëlieten opnieuw.’ Jozua maakte die messen en hij besneed de Israëlieten opnieuw bij de Voorhuidenheuvel. Hij besneed hen omdat alle weerbare mannen die uit Egypte waren weggetrokken, na de uittocht waren gestorven, onderweg in de woestijn. Van het volk dat weggetrokken was waren alle mannen besneden geweest, maar de mannen die na de uittocht waren geboren, toen het volk onderweg was in de woestijn, waren niet besneden.
Lees meer ...Jozua 5:13-15 Vernietiging van Jericho 1
Toen Jozua eens in de omgeving van Jericho liep, zag hij plotseling een man tegenover zich met een getrokken zwaard in de hand. Jozua ging op hem af en vroeg: ‘Hoor je bij ons of bij de vijand?’ De man antwoordde: ‘Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het leger van de HEER. Daarom ben ik hier.’
Lees meer ...