Jozef zei tegen zijn broers en zijn verdere familieleden: ‘Ik ga nu de farao op de hoogte brengen. Ik zal tegen hem zeggen: “Mijn broers en mijn andere familieleden zijn uit Kanaän naar mij toe gekomen.
Lees meer ...Genesis 47:1-14 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 4
Daarop ging Jozef naar de farao en deelde hem mee dat zijn vader en broers uit Kanaän waren gekomen, met hun schapen, geiten en runderen en met alles wat ze verder bezaten, en dat ze nu in Gosen waren. Vijf van zijn broers had hij meegenomen en hij stelde hen aan de farao voor. ‘Wat is uw beroep?’ vroeg de farao, en zij antwoordden: ‘Wij zijn schaapherders, net als onze voorouders.’ En ze vervolgden: ‘Uw dienaren zijn hierheen gekomen om een tijdlang in dit land te wonen, want er is in Kanaän geen weidegrond meer voor onze schapen en geiten; zo erg is de hongersnood daar. Geef uw dienaren daarom toestemming om in Gosen te gaan wonen.’
Lees meer ...Genesis 47:15-27 Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte 5
Toen het geld in Egypte en Kanaän op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee. Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan.
Lees meer ...Genesis 47:28-31 Jakobs levenseinde 1
Jakob woonde zeventien jaar in Egypte; hij werd honderdzevenenveertig jaar. Toen hij voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Jozef bij zich komen.
Lees meer ...Genesis 48:1-12 Jakobs levenseinde 2
Niet lang daarna ontving Jozef het bericht dat zijn vader ziek was. Samen met zijn twee zonen, Manasse en Efraïm, ging hij naar hem toe. Toen men Jakob vertelde dat zijn zoon Jozef er was, verzamelde hij al zijn krachten en ging op de rand van het bed zitten. Hij zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in Kanaän, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend. Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal Ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.”
Lees meer ...Genesis 48:13-22 Jakobs levenseinde 3
Daarna bracht hij hen beiden weer dicht bij zijn vader. Aan zijn rechterhand had hij Efraïm, die hij links van Israël plaatste, en aan zijn linkerhand had hij Manasse, die hij rechts van hem plaatste. Maar Israël kruiste zijn handen: zijn rechterhand legde hij op het hoofd van Efraïm, hoewel die de jongste was, en zijn linkerhand legde hij op het hoofd van Manasse, hoewel die de oudste was. Hij zegende Jozef met deze woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest, de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, Hij geve deze jongens Zijn zegen.
Lees meer ...Genesis 49:1-15 Jakobs levenseinde 4
Daarop liet Jakob al zijn zonen bij zich roepen en zei: ‘Kom allemaal hier, dan zal ik jullie vertellen hoe het je in de toekomst zal vergaan. Kom hier en luister, zonen van Jakob, luister naar Israël, je vader. Ruben, mijn oudste zoon ben jij, de eerste vrucht van mijn manlijke kracht, in fierheid en macht de voornaamste. Onstuimig ben jij als het water – nee, jij zult niet de voornaamste zijn, want jij hebt je vaders bed beslapen, je vaders legerstee ontwijd. Hij heeft mijn bed beslapen! Simeon en Levi zijn altijd samen, zij beramen niets dan geweld. Ik wil niet deelnemen aan hun beraad, op hun bijeenkomsten wil ik niet zijn.
Lees meer ...Genesis 49:16-33 Jakobs levenseinde 5
Dan, hij handhaaft het recht van zijn stam als elk van de stammen van Israël. Dan, hij is een slang op de weg, een adder op het pad; hij bijt het paard in de hielen, de berijder komt ten val. Op Uw hulp hoop ik, HEER! Gad, een roversbende belaagt hem, maar hij achtervolgt zijn belagers. Aser, rijk aan de fijnste spijzen, voedsel voor koningen brengt hij voort. Naftali, een hinde in vrijheid, die prachtige kalveren werpt. Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot over de muur. De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, door de hulp van de Machtige,
Lees meer ...Genesis 50:1-14 Jakobs levenseinde 6
Jozef boog zich over zijn vader heen en kuste huilend zijn gezicht. Hij droeg de artsen die hij in dienst had op om zijn vader te balsemen, en zij deden wat hij hun opdroeg. Het balsemen van Israël duurde veertig dagen (zo lang duurt een balseming), en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen. Toen de rouwperiode voorbij was, zei Jozef tegen de hovelingen van de farao: ‘Als u mij een dienst wilt bewijzen, legt u dan het volgende aan de farao voor: Mijn vader heeft mij kort voordat hij stierf laten zweren dat ik hem in het graf zou leggen dat hij in Kanaän heeft laten uithouwen. Ik zou graag toestemming krijgen om mijn vader daar te gaan begraven. Daarna zal ik terugkomen.’
Lees meer ...Genesis 50:15-21 Jakobs levenseinde 7
Nu hun vader er niet meer was, zeiden Jozefs broers tegen elkaar: ‘Als Jozef zich nu maar niet tegen ons keert en zich wreekt voor alle ellende die wij hem hebben aangedaan.’ Daarom lieten ze hem de volgende boodschap brengen: ‘Voordat hij stierf heeft je vader ons opgedragen je dit verzoek over te brengen: “Vergeef je broers hun schandelijke misdaad, Jozef.
Lees meer ...