Page 4 of 9
1 2 3 4 5 6 9

2 Koningen 9:30-37 De dood van Izebel

Toen Izebel hoorde dat Jehu onderweg was naar Jizreël, zette ze haar ogen aan, maakte haar kapsel op en ging bij haar venster op de uitkijk staan. Toen Jehu bij de stadspoort aankwam verwelkomde ze hem met de woorden: ‘Gaat het goed met je, Zimri de Koningsmoordenaar?’ Jehu keek omhoog en vroeg: ‘Is daar iemand die aan mijn kant staat? Niemand?’ Twee, drie eunuchen verschenen aan het venster en Jehu beval hun: ‘Gooi haar het raam uit!’

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 10:1-11 Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst 1

In Samaria woonden nog zeventig zonen van Achab. Jehu stelde brieven op die hij naar Samaria stuurde, naar de bevelhebbers van Jizreël, de oudsten en de voogden die Achab had aangesteld. Deze brieven luidden als volgt: ‘De zonen van uw heer wonen bij u en u beschikt over paarden en strijdwagens, een versterkte stad en wapens. Welnu, wanneer u deze brief ontvangt, kies dan de meest geschikte koningszoon, zet hem op zijn vaders troon en wees bereid het koningshuis van uw heer te verdedigen.’ De ontvangers van deze brieven werden verschrikkelijk bang en zeiden: ‘Twee koningen hebben het al tegen hem afgelegd. Hoe zouden wij dan standhouden?’

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 10:12-20 Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst 2

Hierna vertrok Jehu naar Samaria. Toen hij onderweg door Bet-Eked kwam, een trefpunt van herders, kwam hij daar de broers van koning Achazja van Juda tegen. ‘Wie bent u?’ vroeg hij, en zij antwoordden: ‘Wij zijn broers van Achazja. We zijn op weg om de koningszonen en de zonen van de koningin-moeder een bezoek te brengen.’ ‘Grijp ze levend!’ beval Jehu, en de broers van Achazja werden gegrepen en bij de put van Bet-Eked ter dood gebracht. Ze waren met tweeënveertig man, en niet één bleef in leven.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 10:21-31 Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst 3

Jehu stuurde boodschappers door heel Israël en van alle kanten kwamen de dienaren van Baäl naar Samaria, geen van hen bleef weg. Ze verzamelden zich in de tempel van Baäl, en toen de tempel helemaal vol stond, gaf Jehu de beheerder van de priesterkleding opdracht om alle dienaren van Baäl van feestkleren te voorzien. Toen dat gebeurd was begaf Jehu zich met Jonadab, de zoon van Rechab, naar de tempel van Baäl en zei tegen de aanwezigen: ‘Kijk goed om u heen of zich onder u geen dienaren van de HEER bevinden. Deze plechtigheid is uitsluitend bestemd voor de dienaren van Baäl.’ Jehu en Jonadab gingen de tempel binnen om vredeoffers en brandoffers te brengen, terwijl buiten tachtig man op wacht stonden die Jehu daar had neergezet.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 10:32-36 Jehu roeit het koningshuis van Achab uit en maakt een einde aan de Baälsdienst 4

In deze tijd begon de HEER het grondgebied van Israël in te perken. Hazaël veroverde op de Israëlieten het hele gebied ten oosten van de Jordaan: heel Gilead, het stamgebied van Gad, Ruben en Manasse, vanaf Aroër aan de Arnon, en behalve Gilead ook Basan.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 11:1-11 Atalja, koningin van Juda 1

Toen Atalja, de moeder van Achazja, hoorde dat haar zoon dood was, besloot ze alle kinderen van de koninklijke familie ter dood te brengen. Maar Jehoseba, de dochter van koning Joram en de zuster van Achazja, haalde een van Achazja’s zonen, Joas, heimelijk weg uit de groep koningskinderen die gedood zouden worden en verstopte hem met zijn voedster in de linnenkamer. Ze wisten hem voor Atalja verborgen te houden, en zo ontsnapte hij aan de dood. Zes jaar zat hij bij zijn tante in de tempel van de HEER verborgen, terwijl Atalja het land regeerde. In het zevende regeringsjaar van Atalja riep Jojada, die toen hogepriester was, de bevelhebbers van de Kariërs en van de koninklijke garde bij zich in de tempel van de HEER.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 11:12-20 Atalja, koningin van Juda 2

Toen leidde de hogepriester de koningszoon naar buiten, zette hem de hoofdband op en overhandigde hem de kroningsakte. Zo werd hij tot koning uitgeroepen en gezalfd, terwijl alle aanwezigen in hun handen klapten en riepen: ‘Leve de koning!’ Toen Atalja de koninklijke garde en het volk hoorde juichen, begaf zij zich in de menigte die zich voor de tempel verzameld had. Daar zag ze de koning, die zich volgens het gebruik op het podium had opgesteld, met de bevelhebbers en de trompetblazers naast zich. De hele bevolking was in feeststemming en men blies op de trompetten, maar Atalja scheurde haar kleren en riep: ‘Verraad! Verraad!’

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 12:1-11 Joas, koning van Juda

Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd, in het zevende regeringsjaar van Jehu. Veertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder heette Sibja en was afkomstig uit Berseba. Zijn leven lang deed Joas wat goed is in de ogen van de HEER, zoals de hogepriester Jojada hem geleerd had. Toch bleven de offerplaatsen bestaan, en bleven de Judeeërs daar offers brengen en wierook branden. Joas droeg de priesters het volgende op: ‘De priesters mogen al het zilver dat als wijgeschenk voor de tempel van de HEER wordt afgedragen voor zichzelf houden, ieder wat hij persoonlijk ontvangt.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 12:12-22 Joas, koning van Juda 2

Het zilver werd in afgewogen hoeveelheden overhandigd aan de bouwmeesters die met het herstel van de tempel waren belast. De bouwmeesters betaalden de timmerlieden, metselaars, steenhouwers en andere werklieden die aan de tempel werkten, zodat zij balken en gehouwen steen konden aanschaffen om de bouwvallige gedeelten van de tempel te herstellen, en bekostigden ook verder alles wat er voor de herstelwerkzaamheden nodig was. Het zilver dat voor de tempel van de HEER werd afgedragen werd niet gebruikt om zilveren schotels, messen, offerschalen, trompetten of andere zilveren of gouden voorwerpen aan te schaffen; alles werd aan de bouwmeesters gegeven om er de herstelwerkzaamheden mee te bekostigen.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 13:1-9 Joachaz, koning van Israël

Joachaz, de zoon van Jehu, werd koning van Israël in het drieëntwintigste regeringsjaar van koning Joas van Juda, de zoon van Achazja. Zeventien jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij volgde het slechte voorbeeld van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet, en brak niet met diens zondige praktijken. Daarom werd de HEER woedend op de Israëlieten en leverde Hij hen gedurende die hele periode over aan koning Hazaël van Aram en diens zoon Benhadad.

0Shares
Lees meer ...
Page 4 of 9
1 2 3 4 5 6 9