‘Luister naar wat de HEER te zeggen heeft,’ antwoordde Elisa. ‘Dit zegt de HEER: Morgen om deze tijd zal een schepel tarwebloem in de stadspoort van Samaria één sjekel kosten, en twee schepel gerst ook één sjekel.’ De adjudant die de koning begeleidde nam het woord en zei: ‘Zelfs al zou de HEER de hemelsluizen openzetten, wat u daar zegt is toch onmogelijk!’ Maar Elisa antwoordde: ‘U zult het met eigen ogen zien, maar u zult niet de kans krijgen ervan te eten.’ Nu waren er bij de stadspoort vier mannen die aan huidvraat leden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Waarom zouden we hier de dood blijven afwachten? Als we de stad binnengaan, zullen we van honger omkomen. En als we hier blijven zitten, sterven we ook. Laten we overlopen naar de Arameeërs.
Lees meer ...2 Koningen 7:10-15 Het beleg van Samaria 3
Ze gingen terug naar de stad, riepen de poortwachter en vertelden: ‘We zijn in het Aramese kamp geweest. Er was daar geen mens te zien of te horen. Wel stonden de paarden en ezels nog vastgebonden, en ook de tenten stonden er nog, met alles erop en eraan.’ De poortwachters sloegen alarm en gaven het bericht door aan het paleis. Hoewel het midden in de nacht was, stond de koning op. Hij zei tegen zijn raadsheren: ‘Ik zal u zeggen wat de Arameeërs van plan zijn. Ze weten dat wij honger lijden.
Lees meer ...2 Koningen 7:16-20 Het beleg van Samaria 4
Toen de boden terug waren gekomen en aan de koning verslag hadden uitgebracht, stroomden de mensen de stad uit om het Aramese kamp te plunderen. Een schepel tarwebloem kostte nu nog maar één sjekel, en twee schepel gerst ook, zoals de HEER had voorzegd. De adjudant van de koning, die opdracht had gekregen om toezicht te houden bij de stadspoort, waar de goederen verhandeld werden, werd daar door de menigte vertrapt.
Lees meer ...2 Koningen 8:1-6 De vrouw uit Sunem krijgt haar bezittingen terug
Elisa had de vrouw van wie hij het kind weer tot leven had gewekt de volgende raad gegeven: ‘U moet vertrekken en met uw familie tijdelijk ergens anders gaan wonen, waar u maar terecht kunt, want de HEER laat een hongersnood komen die deze streek zeker zeven jaar in zijn greep zal houden.’ De vrouw was vertrokken, zoals de godsman had gezegd, en zij en haar familie hadden zeven jaar als vreemdelingen in het land van de Filistijnen gewoond.
Lees meer ...2 Koningen 8:7-15 Elisa in Damascus
Op een keer kwam Elisa naar Damascus, juist toen koning Benhadad van Aram ziek was. Men vertelde de koning dat de godsman was gekomen, en de koning droeg Hazaël op: ‘Ga de godsman met een geschenk tegemoet, en verzoek hem de HEER te vragen of ik van deze ziekte zal herstellen.’ Met veertig kamelen, beladen met allerlei kostbaarheden uit Damascus, ging Hazaël Elisa tegemoet. Hij maakte bij de godsman zijn opwachting en zei: ‘Koning Benhadad van Aram stuurt me naar u, zijn raadgever, om te vragen of hij van zijn ziekte zal herstellen.’
Lees meer ...2 Koningen 8:16-24 Joram, koning van Juda
Joram, de zoon van Josafat, werd koning van Juda in het vijfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab, toen Josafat over Juda regeerde. Hij was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd, en regeerde acht jaar in Jeruzalem. Hij volgde het voorbeeld van de koningen van Israël, net zoals het koningshuis van Achab dat deed, aangezien hij met een vrouw uit de familie van Achab getrouwd was.
Lees meer ...2 Koningen 8:25-29 Achazja, koning van Juda
Achazja, de zoon van koning Joram van Juda, werd koning in het twaalfde regeringsjaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab. Hij was tweeëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Eén jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Atalja, de dochter van koning Omri van Israël.
Lees meer ...2 Koningen 9:1-13 Jehu, koning van Israël
Ondertussen riep de profeet Elisa een van de leerlingen van de profetengemeenschap bij zich en droeg hem op: ‘Neem dit kruikje met olie en ga zo snel mogelijk naar Ramot in Gilead. Daar aangekomen moet je Jehu opzoeken, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi. Ga naar hem toe en neem hem apart. Ga met hem naar een afgezonderd vertrek en giet het kruikje olie over zijn hoofd uit met de woorden: “Dit zegt de HEER: Hierbij zalf Ik je tot koning van Israël.” Daarna moet je het vertrek verlaten en maken dat je wegkomt.’ De jonge profeet ging naar Ramot in Gilead. Toen hij daar aankwam, zaten de bevelhebbers van het leger bij elkaar. ‘Kan ik u spreken, overste?’ vroeg hij. ‘Wie van ons wilt u spreken?’ vroeg Jehu. ‘U, overste,’ antwoordde hij.
Lees meer ...2 Koningen 9:14-22 De dood van Joram en Achazja 1
Jehu, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi, beraamde een complot tegen koning Joram. Die had met heel het leger van Israël Ramot in Gilead verdedigd tegen koning Hazaël van Aram, maar was naar Jizreël teruggekeerd om te herstellen van de verwondingen die de Arameeërs hem tijdens de slag met koning Hazaël van Aram hadden toegebracht. ‘Als jullie het ermee eens zijn,’ zei Jehu tegen de andere bevelhebbers, ‘laten we er dan voor zorgen dat niemand uit de stad ontsnapt om in Jizreël te vertellen wat hier gebeurd is.’ Daarop reed hij zelf naar Jizreël, waar Joram gewond te bed lag.
Lees meer ...2 Koningen 9:23-29 De dood van Joram en Achazja 2
Joram wendde de teugels en vluchtte weg, terwijl hij Achazja toeriep: ‘Verraad, Achazja!’ Maar Jehu greep snel zijn boog en trof Joram tussen zijn schouderbladen. De pijl ging dwars door zijn hart en Joram zakte in zijn wagen in elkaar. Jehu zei tegen zijn adjudant Bidkar: ‘Pak hem op en gooi hem op de akker van de Jizreëliet Nabot. U herinnert u vast nog hoe wij tweeën zij aan zij achter zijn vader Achab reden toen de HEER de volgende profetie over hem uitsprak:
Lees meer ...