Hebben ze u nooit verteld, heer, wat ik gedaan heb toen Izebel de profeten van de HEER liet uitmoorden? Dat ik honderd van hen een schuilplaats heb geboden, vijftig in één grot en vijftig in een andere, en dat ik hen van voedsel en drinkwater heb voorzien? En nu wilt u dat ik mijn meester ga zeggen dat u eraan komt? Hij zal me vermoorden!’ Maar Elia antwoordde: ‘Zo waar de HEER van de hemelse machten, in wiens dienst ik sta, leeft, vandaag zal ik bij Achab mijn opwachting maken.’ Obadja zocht Achab op en vertelde hem dat Elia eraan kwam. Achab ging Elia tegemoet, en zodra hij hem in het oog kreeg riep hij uit: ‘Bent u het, Elia?
Lees meer ...1 Koningen 18:25-36 Elia en de profeten van Baäl 3
‘Begint u maar, u bent met velen,’ zei Elia tegen de profeten van Baäl. ‘Kies maar een dier en maak het gereed voor het offer. Roep dan de naam van uw god aan, maar steek het hout niet in brand.’ De profeten namen een van de twee beschikbare stieren en maakten die voor het offer gereed. De hele morgen lang riepen ze Baäl aan: ‘Baäl, geef ons antwoord!’ Maar het bleef stil en niemand gaf antwoord, hoe ze ook dansten en sprongen rond het altaar dat daar was opgericht. Toen het middaguur aanbrak, begon Elia hen te honen: ‘Roep zo hard u kunt! Hij is toch een god? Hij heeft zeker iets anders te doen. Ik denk dat hij zich even moest afzonderen. Is hij soms op reis gegaan? Misschien slaapt hij, en moet u hem wekken!’
Lees meer ...1 Koningen 18:37-46 Elia en de profeten van Baäl 4
Geef mij antwoord, HEER, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat U, HEER, God bent en dat U het bent die hen tot inkeer brengt.’ Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: ‘De HEER is God, de HEER is God!’ Toen zei Elia tegen hen: ‘Grijp de profeten van Baäl; laat niet één van hen ontkomen!’ De profeten werden gevangengenomen, en Elia liet hen afdalen naar het dal van de Kison, waar hij hen ter dood liet brengen.
Lees meer ...1 Koningen 19:1-11 Elia op de Horeb 1
Achab vertelde Izebel alles wat Elia had gedaan, ook dat hij alle profeten ter dood had gebracht. Toen liet Izebel Elia de volgende boodschap overbrengen: ‘De goden mogen met mij doen wat ze willen als u morgen om deze tijd niet hetzelfde lot ondergaat als zij.’ Elia werd bang en vluchtte om zijn leven te redden. Bij Berseba in Juda aangekomen liet hij zijn knecht achter en zelf trok hij één dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een bremstruik zitten, verlangend naar de dood, en zei: ‘Het is genoeg geweest, HEER. Neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders.’ Hij viel onder de bremstruik in slaap, maar er kwam een engel, die hem aanraakte en zei: ‘Word wakker en eet wat.’
Lees meer ...1 Koningen 19:12-21 Elia op de Horeb 2
Na de aardbeving was er vuur, maar de HEER bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan, en daar klonk een stem die tot hem sprak: ‘Elia, wat doe je hier?’ Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben Uw verbond met hen naast zich neergelegd, Uw altaren verwoest en Uw profeten vermoord. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’
Lees meer ...1 Koningen 20:1-12 Eerste oorlog met Aram 1
Koning Benhadad van Aram riep al zijn troepen onder de wapenen. Met tweeëndertig andere koningen, uitgerust met paarden en wagens, rukte hij op tegen Samaria en omsingelde het. Benhadad stuurde afgezanten naar de stad, naar koning Achab van Israël. Ze moesten de volgende boodschap overbrengen: ‘Dit zegt Benhadad: “Uw goud en zilver komen mij toe, en uw mooiste vrouwen en flinkste zonen ook!”’ De koning van Israël liet antwoorden: ‘Het is zoals u zegt, mijn heer en koning: ik behoor u toe met alles wat ik bezit.’ De afgezanten kwamen opnieuw naar Achab toe en zeiden: ‘Dit zegt Benhadad: “Ik heb afgezanten naar u toe gestuurd met de boodschap dat u uw goud en uw zilver en uw vrouwen en uw zonen aan mij moet geven.
Lees meer ...1 Koningen 20:13-22 Eerste oorlog met Aram 2
Toen kwam er een profeet naar koning Achab van Israël toe en zei: ‘Dit zegt de HEER: Zie je die geweldige legermacht daar? Welnu, vandaag lever Ik hen aan jou uit, opdat je beseft dat Ik de HEER ben.’ ‘Door wie zal dat gebeuren?’ vroeg Achab. De profeet antwoordde: ‘De HEER zegt: Door de soldaten van de provinciehoofden.’ ‘En wie zal de aanval openen?’ vroeg Achab. ‘U,’ antwoordde de profeet. Achab hield troepenschouw: de provinciehoofden hadden tweehonderdtweeëndertig soldaten bij zich en de hoofdmacht van het leger bestond uit zevenduizend Israëlieten. In de middag deden ze een uitval.
Lees meer ...1 Koningen 20:23-32 Tweede oorlog met Aram 1
De raadsheren van de koning van Aram zeiden tegen hun vorst: ‘De Israëlieten hebben ons verslagen omdat hun God een berggod is. Maar als we in de vlakte met hen strijden, zullen wij hen zeker verslaan. Wij raden u dit aan: Onthef de koningen van hun taak en stel in hun plaats gouverneurs op. Breng een nieuw leger op de been, even sterk als het leger dat u verloren hebt, en zorg voor evenveel paarden en wagens als u eerst had. Laten we met hen strijden in de vlakte, dan zullen wij hen beslist verslaan.’ De koning nam hun advies ter harte. Het volgende jaar monsterde Benhadad het leger van Aram en trok op naar Afek, om daar de strijd met Israël aan te binden.
Lees meer ...1 Koningen 20:33-43 Tweede oorlog met Aram 2
De mannen vatten dit op als een gunstig teken en haastten zich zijn woorden te bevestigen. ‘Ja, Benhadad is uw vriend,’ zeiden ze. ‘Ga hem halen,’ beval de koning. Toen Benhadad bij koning Achab kwam, liet deze hem bij zich op de strijdwagen plaatsnemen. Benhadad zei tegen hem: ‘De steden die mijn vader uw vader heeft ontnomen zal ik u teruggeven, en u kunt in Damascus een eigen markt openen zoals mijn vader in Samaria heeft gedaan.’ ‘We zullen dat in een verdrag vastleggen,’ zei Achab, ‘en dan zal ik u laten gaan.’ En hij sloot een verdrag met Benhadad en liet hem gaan.
Lees meer ...1 Koningen 21:1-12 De wijngaard van Nabot 1
Enige tijd later gebeurde het volgende. De Jizreëliet Nabot had een wijngaard die grensde aan het paleis dat koning Achab van Samaria in Jizreël bezat. ‘Sta mij uw wijngaard af,’ zei Achab tegen Nabot. ‘Hij ligt naast mijn paleis; ik kan hem goed gebruiken om er groente te verbouwen. Ik zal u er een betere wijngaard voor teruggeven, of ik zal u, als u dat liever hebt, de prijs ervan in zilver uitbetalen.’ Maar Nabot zei tegen Achab: ‘De HEER verhoede dat ik de grond die ik van mijn voorouders heb geërfd aan u zou afstaan.’ Achab ging terug naar zijn paleis, woedend en terneergeslagen omdat Nabot tegen hem had gezegd dat hij hem de grond die hij van zijn voorouders had geërfd niet zou afstaan.
Lees meer ...