Salomo regeerde over heel Israël. Dit waren zijn raadsheren: Azarja, de zoon van Sadok, was priester; Elichoref en Achia, de zonen van Sisa, waren hofschrijver; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier; Benaja, de zoon van Jojada, was opperbevelhebber van het leger; Sadok en Abjatar waren priester; Azarja, de zoon van Natan, stond aan het hoofd van de stadhouders; de priester Zabud, de zoon van Natan, was de vertrouwensman van de koning; Achisar was hofmeester; Adoniram, de zoon van Abda, was opzichter van de herendienst. Salomo had in Israël twaalf stadhouders aangesteld. Zij moesten om beurten één maand per jaar in het levensonderhoud van de koning en zijn hofhouding voorzien.
Lees meer ...1 Koningen 4:20-5:1-14 Salomo’s grootheid
De bevolking van Juda en Israël was zo talrijk als zandkorrels aan de zee. De mensen hadden volop te eten en te drinken en waren gelukkig. Salomo had de heerschappij over alle koninkrijken tussen de Eufraat en het land van de Filistijnen, en tot aan de grens met Egypte. Zolang Salomo leefde, waren ze aan hem onderworpen en droegen ze hem schatting af. Aan Salomo’s hof werd dagelijks de volgende hoeveelheid voedsel gebruikt: dertig ezelslasten tarwebloem en zestig ezelslasten meel, tien gemeste runderen, nog twintig runderen, honderd schapen en geiten, en dan nog herten, gazellen, reebokken en gemeste hoenders.
Lees meer ...1 Koningen 5:15-23 Voorbereidingen voor de tempelbouw 1
Toen koning Chiram van Tyrus hoorde dat Salomo als opvolger van zijn vader tot koning was gezalfd, stuurde ook hij afgezanten naar hem toe, want hij had met David altijd op vriendschappelijke voet gestaan. Salomo liet hem de volgende boodschap overbrengen: ‘Zoals u weet, heeft mijn vader David geen tempel kunnen bouwen voor de naam van de HEER, zijn God, omdat hij van alle kanten door vijanden werd belaagd, totdat de HEER ervoor zorgde dat koning David zijn voet in hun nek kon planten. Maar mij gunt de HEER, mijn God, rust aan al mijn grenzen.
Lees meer ...1 Koningen 5:24-32 Voorbereidingen voor de tempelbouw 2
Chiram leverde Salomo zoveel ceders en cipressen als hij maar wilde, en Salomo leverde Chiram elk jaar twintigduizend ezelslasten tarwe en twintig ezelslasten zuivere olijfolie voor het levensonderhoud van zijn hof. De HEER schonk Salomo wijsheid, zoals Hij hem had beloofd. Er heerste vrede tussen Chiram en Salomo en ze sloten een verdrag met elkaar.
Lees meer ...1 Koningen 6:1-13 De bouw van de tempel 1
In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel. De tempel die Salomo voor de HEER bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog. De voorhal voor de grote zaal was twintig el breed – hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw – en tien el diep. Salomo voorzag de tempel van vensters met kozijnen en traliewerk. Rondom de tempel, dat wil zeggen langs de gevels van de grote zaal en de achterste zaal, liet hij een galerij met verdiepingen aanbrengen.
Lees meer ...1 Koningen 6:14-28 De bouw van de tempel 2
Toen de bouw van de tempel voltooid was, liet Salomo tegen de binnenkant van de wanden een raamwerk van cederhouten latten maken, van de vloer tot aan het dak, waarop hout werd aangebracht. De vloer werd belegd met planken van cipressenhout. Twintig el voor de achtermuur liet hij van cederhouten planken een wand optrekken vanaf de vloer tot aan het dak. Zo ontstond de achterste zaal van de tempel: het allerheiligste. De ruimte ervoor, de grote zaal, was dus veertig el diep. Het cederhout waarmee de tempel vanbinnen was afgewerkt, was versierd met houtsnijwerk van kolokwinten en bloemenranken.
Lees meer ...1 Koningen 6:29-38 De bouw van de tempel 3
Alle wanden van de tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom versieren met houtsnijwerk van cherubs, bloemenranken en palmetten. De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel in de voorste als in de achterste zaal. De toegang tot de achterzaal liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. Die twee deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken,
Lees meer ...1 Koningen 7:1-12 Salomo’s paleis
Salomo liet ook een paleis voor zichzelf bouwen. Hij besteedde dertien jaar aan de bouw van het hele paleiscomplex. Eerst bouwde hij een hal die het Woud van de Libanon werd genoemd. Deze was honderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. Het dak van cederhout rustte op vier rijen cederhouten zuilen, waarover cederhouten balken lagen. Daaroverheen lagen vijfenveertig dwarsbalken, vijftien per rij. Er waren drie rijen vensteropeningen met vensters op drie passen afstand van elkaar.
Lees meer ...1 Koningen 7:13-26 De inrichting van de tempel 1
Koning Salomo liet een zekere Chiram uit Tyrus komen. Deze Chiram was de zoon van een weduwe uit de stam Naftali. Zijn vader kwam uit Tyrus, waar hij bronsgieter was geweest. Chiram bezat alle kennis en vakmanschap die nodig zijn voor het vervaardigen van brons- en koperwerk. Hij trad bij Salomo in dienst en maakte al het brons- en koperwerk dat de koning hem opdroeg te vervaardigen. Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. Voor de bekroning van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el hoog. Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en om de hals van elk kapiteel legde hij zeven ketens met kwasten.
Lees meer ...1 Koningen 7:27-39 De inrichting van de tempel 2
Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en cherubs. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. Elk onderstel had vier bronzen wielen aan bronzen assen. Aan de vier hoekstijlen bevonden zich steunpunten, die tussen de festoenen gemonteerd waren. Hierop rustten de dragers van het spoelbekken. Deze schraagden een bronzen ring van meer dan een el hoog en met een doorsnede van anderhalve el.
Lees meer ...