Op grond van dit alles gaan wij een verbintenis aan en stellen die op schrift. Onder de oorkonde staan de namen van onze leiders, van de Levieten en van de priesters. Dit zijn degenen die hun zegel zetten: Landvoogd Nehemia, de zoon van Chachalja, Sidkia, en de priesters Seraja, Azarja, Jirmeja, Paschur, Amarja, Malkia, Chattus, Sebanja, Malluch, Charim, Meremot, Obadja, Daniël, Ginneton, Baruch, Mesullam, Abia, Miamin, Maäzja, Bilgai en Semaja. Dan de Levieten: Jesua, de zoon van Azanja, Binnuï en Kadmiël, een zoon van Chenadad, met hun verwanten Sebanja, Hodia, Kelita, Pelaja, Chanan, Micha, Rechob, Chasabja, Zakkur, Serebja, Sebanja, Hodia, Bani en Beninu. Dan de leiders van het volk: Paros, Pachat-Moab, Elam, Zattu, Bani, Bunni, Azgad, Bebai, Adonia, Bigwai, Adin, Ater, Chizkia, Azzur, Hodia, Chasum, Besai, Charif, Anatot, Nebai, Magpias, Mesullam, Chezir, Mesezabel, Sadok, Jaddua, Pelatja, Chanan, Anaja, Hosea, Chananja, Chassub, Halloches, Pilcha, Sobek, Rechum, Chasabna, Maäseja, Achia, Chanan, Anan, Malluch, Charim en Baäna.
Lees meer ...Nehemia 10:35-40 Vernieuwing van het verbond 6
Wij hebben door loting bepaald wanneer de priesters, de Levieten en het volk, ingedeeld naar familie, brandhout moeten leveren voor het altaar van de HEER, onze God, in Zijn tempel. Dit dient op vastgestelde tijden te gebeuren, elk jaar opnieuw, zoals in de wet is voorgeschreven. Verder zullen wij de eerste opbrengst van onze akkers en de eerste vruchten van alle fruitbomen naar de tempel van onze God brengen, elk jaar opnieuw,
Lees meer ...Nehemia 11:1-9 De inwoners van Jeruzalem en andere steden 1
De leiders van het volk gingen in Jeruzalem wonen, en de rest van het volk wierp het lot, want één op de tien families moest in Jeruzalem, de heilige stad, gaan wonen, en de negen andere in een andere stad. Wanneer families zich vrijwillig in Jeruzalem wilden vestigen werd dat algemeen toegejuicht. Hier volgen de familiehoofden uit de provincie die zich in Jeruzalem vestigden.
Lees meer ...Nehemia 11:10-19 De inwoners van Jeruzalem en andere steden 2
De priesters: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin, en Seraja, die de zoon was van Chilkia, de zoon van Mesullam, de zoon van Sadok, de zoon van Merajot, de zoon van Achitub, die in de tempel de leiding had, samen met hun verwanten die dienst deden in de tempel, achthonderdtweeëntwintig in totaal; en verder Adaja, die de zoon was van Jerocham, de zoon van Pelalja, de zoon van Amsi, de zoon van Zecharja, de zoon van Paschur, de zoon van Malkia, en zijn verwanten, familiehoofden,
Lees meer ...Nehemia 11:20-36 De inwoners van Jeruzalem en andere steden 3
De overige Israëlieten, onder wie priesters en Levieten, woonden in de andere steden van Juda, allen op hun eigen grond. De tempelknechten woonden op de Ofel; hun leiders waren Sicha en Gispa. Uzzi, de zoon van Bani, die de zoon was van Chasabja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha, was de leider van de Levieten in Jeruzalem. Hij was een van de afstammelingen van Asaf, die tijdens de eredienst in de tempel als tempelzangers optraden. Er bestond namelijk een koninklijke verordening waarin de dagelijkse diensten van de tempelzangers geregeld waren.
Lees meer ...Nehemia 12:1-26 Lijst van priesters en Levieten
Hier volgt een lijst van de priesters en de Levieten die met Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en met Jesua zijn teruggekeerd: Seraja, Jirmeja, Ezra, Amarja, Malluch, Chattus, Sechanja, Rechum, Meremot, Iddo, Ginnetoi, Abia, Miamin, Maädja, Bilga, Semaja, Jojarib, Jedaja, Sallu, Amok, Chilkia, Jedaja. Zij waren in de tijd van Jesua de leiders van de priesters en hun ambtgenoten. De Levieten: Jesua, Binnuï, Kadmiël, Serebja, Jehuda en Mattanja, die met zijn broers was aangesteld om de dankliederen te zingen. Bakbukja en Unni en hun verwanten stonden tijdens de diensten tegenover hen opgesteld. En Jesua verwekte Jojakim, Jojakim verwekte Eljasib, Eljasib verwekte Jojada, Jojada verwekte Jonatan, en Jonatan verwekte Jaddua.
Lees meer ...Nehemia 12:27-39 Inwijding van de stadsmuur 1
Toen de muur van Jeruzalem zou worden ingewijd, werden de Levieten in al hun woonplaatsen opgespoord en naar Jeruzalem gebracht om feestelijk de inwijding te vieren, met lofzang en liederen, onder begeleiding van cimbalen, harpen en lieren. De tempelzangers werden bijeengeroepen vanuit de streek rondom Jeruzalem en vanuit de nederzettingen bij Netofa, en vanuit Bet-Haggilgal en het gebied van Geba en Azmawet, vanuit de nederzettingen dus die de tempelzangers in de buurt van Jeruzalem voor zichzelf hadden gebouwd. De priesters en de Levieten reinigden niet alleen zichzelf, maar ook het volk, de poorten en de muur.
Lees meer ...Nehemia 12:40-43 Inwijding van de stadsmuur 2
De twee koren stelden zich op in de tempel, net als ik met de helft van de bestuurders, en de priesters Eljakim, Maäseja, Minjamin, Micha, Eljoënai, Zecharja en Chananja, met hun trompetten. De tempelzangers Maäseja, Semaja, Elazar, Uzzi, Jochanan, Malkia, Elam en Ezer, onder leiding van Jizrachja, zongen luid.
Lees meer ...Nehemia 12:44-47 Over het gebruik van de tempelruimtes 1
Op die dag werden er mannen aangesteld tot opzichters van de voorraadkamers waarin de opbrengst van de eerste oogst en de tienden bijeengebracht werden, namelijk het deel dat volgens de wet aan de priesters en de Levieten toekwam, al naar gelang de opbrengst van de rond de steden gelegen akkers.
Lees meer ...Nehemia 13:1-7 Over het gebruik van de tempelruimtes 2
In die tijd las men het volk voor uit het boek van Mozes. Daarin bleek te zijn opgetekend dat Ammonieten en Moabieten nooit ofte nimmer tot Gods gemeenschap mogen worden toegelaten, omdat ze ooit geweigerd hadden de Israëlieten met brood en water tegemoet te gaan, en omdat ze Bileam hadden omgekocht om hen te vervloeken – een vloek die door onze God werd veranderd in een zegen. Nadat deze wettelijke bepalingen waren voorgelezen, zette men alle vreemdelingen apart van de Israëlieten.
Lees meer ...