De koning van Israël zei: ‘Breng Micha naar Amon, de stadscommandant, en naar mijn zoon Joas. Zeg tegen hen dat ze hem in de gevangenis moeten opsluiten en op water en brood moeten zetten totdat ik behouden ben teruggekeerd.’ Hierop zei Micha: ‘Als u behouden terugkeert, is het niet de HEER die door mijn mond gesproken heeft.’ (Micha was het ook die zei: ‘Luister, volken, allemaal!’) De koning van Israël trok samen met Josafat, de koning van Juda, ten strijde tegen Ramot in Gilead.
Lees meer ...2 Kronieken 19:1-3 Josafat trekt met koning Achab van Israël ten strijde tegen Aram 4
Koning Josafat van Juda keerde behouden terug naar Jeruzalem. De ziener Jehu, de zoon van Chanani, ging de koning tegemoet en zei tegen hem: ‘U vond het nodig degenen die de HEER afwijzen te helpen en degenen die Hem haten lief te hebben.
Lees meer ...2 Kronieken 19:4-11 Josafat regelt de rechtspraak
Josafat bleef voortaan in Jeruzalem. Wel ging hij nog een keer op reis om zijn onderdanen, van Berseba tot in het bergland van Efraïm, aan te sporen om terug te keren tot de HEER, de God van hun voorouders. Hij stelde rechters aan in het land, in alle vestingsteden van Juda, niet één uitgezonderd, en droeg hun op: ‘Besef goed welke taak u op u neemt, want u oordeelt niet op menselijk gezag, maar op gezag van de HEER, die u bij het rechtspreken ter zijde staat. Laat u leiden door vrees voor de HEER en neem u in acht, want de HEER, onze God, duldt geen onrecht, partijdigheid of corruptie.’
Lees meer ...2 Kronieken 20:1-12 Overwinning op de Moabieten en de Ammonieten 1
Enige tijd later trokken de Moabieten en de Ammonieten, samen met een deel van de Meünieten, tegen Josafat ten strijde. Boodschappers kwamen Josafat melden: ‘Een groot leger valt u aan vanuit Edom, aan de overkant van de zee. Ze zijn al bij Chaseson-Tamar.’ (dat is Engedi.) Josafat schrok hevig en hij besloot de HEER om raad te vragen. Hij kondigde in heel Juda een vastendag af, en uit werkelijk alle steden van Juda kwam men bijeen om de HEER om raad te vragen. Toen de gemeenschap van Juda en Jeruzalem zich in de nieuwe voorhof van de tempel had opgesteld, trad Josafat naar voren en zei: ‘HEER, God van onze voorouders, U bent God in de hemel en U heerst over de koninkrijken van alle volken.
Lees meer ...2 Kronieken 20:13-23 Overwinning op de Moabieten en de Ammonieten 2
Heel Juda stond opgesteld voor de HEER, ook de vrouwen en kinderen. In hun midden bevond zich ook Jachaziël, de zoon van Zecharja, die de zoon was van Benaja, de zoon van Jeïel, de zoon van Mattanja, een Leviet uit de familie van Asaf. Hij werd ter plekke gegrepen door de geest van de HEER en zei: ‘Juda en Jeruzalem en u, koning Josafat, luister goed! Dit zegt de HEER: Jullie hoeven niet bang te zijn voor de grote legermacht die jullie bedreigt, want dit is niet jullie strijd, maar die van God. Ga hun morgen tegemoet. Zij trekken nu over de pas van Sis. Waar de wadi uitkomt in de woestijn van Jeruël, zullen jullie hen treffen. Jullie hoeven in deze strijd geen slag te leveren.
Lees meer ...2 Kronieken 20:24-30 Overwinning op de Moabieten en de Ammonieten 3
De Judeeërs waren inmiddels op een punt aangekomen vanwaar ze de woestijn konden overzien. Toen ze uitkeken naar het leger, zagen ze dat de grond bezaaid was met lijken: niemand was ontkomen. Josafat en zijn leger gingen erop af om de buit binnen te halen. Ze troffen een grote kudde vee aan, en goederen, kleding en kostbare voorwerpen. Ieder verzamelde meer dan hij dragen kon.
Lees meer ...2 Kronieken 20:31-37-21:1-4 Het einde van Josafats regering
Zo regeerde Josafat over Juda. Hij was vijfendertig jaar oud toen hij koning van Juda werd, en regeerde vijfentwintig jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Azuba, de dochter van Silchi. Hij volgde het voorbeeld van zijn vader Asa en deed wat goed is in de ogen van de HEER. Toch bleven de offerplaatsen bestaan en richtten de Judeeërs hun hart niet op de God van hun voorouders. Verdere bijzonderheden over Josafat zijn van begin tot eind opgetekend in de geschriften van Jehu, de zoon van Chanani, die zijn opgenomen in het boek over de koningen van Israël.
Lees meer ...2 Kronieken 21:5-15 De regering van Joram 1
Joram was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd. Acht jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij volgde het voorbeeld van de koningen van Israël, net zoals het koningshuis van Achab dat deed, aangezien hij met een vrouw uit de familie van Achab getrouwd was. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, maar toch wilde de HEER het koningshuis van David niet vernietigen, omwille van het verbond dat Hij met David had gesloten, aan wie Hij had beloofd dat Hij het licht van zijn koningshuis voor altijd zou laten branden. Tijdens de regering van Joram kwamen de Edomieten tegen Juda in opstand en wezen ze een eigen koning aan.
Lees meer ...2 Kronieken 21:16-20-22:1 De regering van Joram 2
De HEER zette de Filistijnen en de Arabische stammen die in de buurt van de Nubiërs woonden tegen Joram op. Zij trokken op tegen Juda, braken door de verdediging heen en namen alle goederen uit het koninklijk paleis mee. Ze voerden ook zijn kinderen en vrouwen als gevangenen weg. Niet één kind bleef hem over, alleen zijn jongste zoon Joachaz.
Lees meer ...2 Kronieken 22:2-9 De regering van Achazja
Achazja, de zoon van koning Joram van Juda, werd dus tot koning uitgeroepen. Hij was twintig jaar oud toen hij koning werd. Eén jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Atalja, de dochter van Omri. Ook hij volgde het voorbeeld van het koningshuis van Achab, want hij liet zich door de raad van zijn moeder tot goddeloosheid verleiden. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, net zoals de leden van het koningshuis van Achab, want na de dood van zijn vader waren zij zijn raadgevers. Dat is zijn ondergang geworden. Het was ook op hun aanraden dat hij met koning Joram van Israël, de zoon van Achab, naar Ramot in Gilead meeging om de strijd aan te binden met koning Hazaël van Aram.
Lees meer ...