Enige tijd later versloeg David de Filistijnen. Hij onderwierp hen en ontnam hun Gat en de omliggende dorpen. Ook de Moabieten versloeg hij. Sindsdien waren de Moabieten aan David onderworpen en moesten ze schatting afdragen. Bij Hamat versloeg hij Hadadezer, de koning van Soba, toen deze op weg was om zijn macht te vestigen over het gebied langs de Eufraat. David veroverde duizend strijdwagens op hem en nam zevenduizend wagenmenners en twintigduizend man voetvolk gevangen. De strijdwagens schakelde hij uit door van alle paarden, op honderd span na, de pezen door te laten snijden. Van de Arameeërs uit de buurt van Damascus die koning Hadadezer van Soba te hulp kwamen, versloeg David er tweeëntwintigduizend.
Lees meer ...1 Kronieken 18:14-17 Davids ambtenaren
David regeerde over heel Israël. Hij behandelde zijn onderdanen goed en rechtvaardig. Joab, de zoon van Seruja, was opperbevelhebber van het leger; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier; Sadok, de zoon van Achitub, en Abjatar, de zoon van Abimelech, waren priester;
Lees meer ...1 Kronieken 19:1-9 Oorlog tegen de Ammonieten en de Arameeërs 1
Enige tijd later stierf Nachas, de koning van Ammon. Zijn zoon volgde hem op. Toen zei David: ‘Ik wil Chanun, de zoon van Nachas, op gepaste wijze behandelen, want zijn vader heeft mij ook altijd op gepaste wijze behandeld,’ en hij stuurde afgezanten om hem zijn deelneming te betuigen met het verlies van zijn vader. Toen de afgezanten in Ammon waren aangekomen om Chanun Davids deelneming over te brengen, zeiden de raadsheren van Ammon tegen Chanun: ‘Dacht u dat David u zijn deelneming laat overbrengen omdat hij de nagedachtenis van uw vader wil eren?
Lees meer ...1 Kronieken 19:10-19 Oorlog tegen de Ammonieten en de Arameeërs 2
Joab, die zag dat hij op twee fronten werd bedreigd, koos de allerbeste soldaten van Israël uit en stelde deze op tegen de Arameeërs. De rest van de soldaten plaatste hij onder bevel van zijn broer Absai en stelde hij op tegen de Ammonieten. Daarbij zei hij: ‘Als de Arameeërs sterker blijken dan ik, kom jij mij te hulp, en als de Ammonieten sterker blijken dan jij, zal ik jou helpen. Wees sterk! Laten we onze krachten bundelen omwille van ons volk en de steden van onze God; de HEER zal doen wat Hij het beste vindt.’
Lees meer ...1 Kronieken 20:1-3 Oorlog tegen de Ammonieten en de Arameeërs 3
Bij het aanbreken van het voorjaar, de tijd waarin koningen gewoonlijk ten strijde trekken, leidde Joab een verwoestende veldtocht door Ammon. Hij sloeg het beleg voor Rabba, terwijl David zelf in Jeruzalem achterbleef. Nadat Joab de stad had ingenomen en met de grond gelijk gemaakt, nam David de koning van de Ammonieten de kroon van het hoofd.
Lees meer ...1 Kronieken 20:4-8 Heldendaden tegen het reuzengeslacht van de Refaïeten
Enige tijd later was er een veldslag tegen de Filistijnen, bij Gezer. Maar Sibbechai uit Chusa doodde de Refaïet Sippai, en daarop gaven de Filistijnen zich gewonnen. Tijdens een andere veldslag tegen de Filistijnen werd Lachmi, de broer van Goliat uit Gat, gedood door Elchanan, de zoon van Jaïr.
Lees meer ...1 Kronieken 21:1-13 De volkstelling 1
Satan keerde zich tegen Israël en zette David ertoe aan in Israël een volkstelling te houden. De koning zei tegen Joab en tegen de bevelhebbers van het leger: ‘Houd in Israël een volkstelling, van Dan tot Berseba, en breng mij de uitslag, zodat ik weet hoe groot het is.’ Joab antwoordde: ‘Al zou de HEER Zijn volk nog honderdmaal zo groot maken als nu, mijn heer en koning, het blijven allen dienaren van mijn heer. Dus waarom wilt u dit? Waarom zou u schuld op Israël laden?’ Maar het woord van de koning was wet, dus ging Joab op weg. Hij trok heel het land door, en ten slotte kwam hij weer terug in Jeruzalem. Hij meldde de uitkomst van de volkstelling aan David: Israël telde één miljoen honderdduizend mannen die de wapens konden hanteren en Juda vierhonderdzeventigduizend.
Lees meer ...1 Kronieken 21:14-24 De volkstelling 2
De HEER liet in Israël de pest uitbreken. Zeventigduizend Israëlieten vonden de dood. God stuurde Zijn engel ook naar Jeruzalem om daar dood en verderf te zaaien, maar toen Hij het onheil zag dat werd aangericht, begon Hij het te betreuren. ‘Genoeg!’ zei Hij tegen de engel. ‘Laat je hand zakken!’ De engel van de HEER stond bij het bergterras waar de Jebusiet Ornan zijn graan dorste. Toen David opkeek zag hij de engel van de HEER tussen aarde en hemel staan, het blanke zwaard uitgestrekt over Jeruzalem. David en de oudsten wierpen zich, gehuld in een boetekleed, ter aarde en David zei tegen God: ‘Ik was het toch die opdracht heeft gegeven tot een volkstelling?
Lees meer ...1 Kronieken 21:25-30-22:1 De volkstelling 3
David betaalde Ornan zeshonderd sjekel goud voor het terrein. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en bracht brandoffers en vredeoffers. Hij riep de HEER aan, en de HEER antwoordde hem door vanuit de hemel vuur te laten neerdalen op het altaar waarop het brandoffer lag.
Lees meer ...1 Kronieken 22:2-12 Voorbereidingen voor de tempelbouw 1
David gaf opdracht om alle vreemdelingen in Israël op te roepen en stelde hen aan als steenhouwers om stenen te houwen voor de bouw van de tempel van God. Hij legde een grote voorraad ijzer aan om er spijkers en klinknagels voor de poortdeuren van te maken, een grote voorraad koper, zo veel dat het niet te wegen was, en verzamelde een ontelbaar aantal cederstammen, die hem door de Sidoniërs en Tyriërs in overvloed werden geleverd. David dacht namelijk bij zichzelf: Mijn zoon Salomo is nog jong en onervaren, en de tempel die voor de HEER zal worden gebouwd moet zo groots en indrukwekkend worden dat hij over de hele wereld geroemd en bewonderd wordt.
Lees meer ...