Verder liet Josia de offerplaats Tofet in het Hinnomdal ontwijden, zodat niemand er meer zijn zoon of dochter als offer voor Moloch kon verbranden. Hij liet de paarden weghalen die de koningen van Juda ter ere van de Zon hadden opgesteld vanaf de ingang van het tempelterrein tot aan het vertrek van de eunuch Netanmelech, en de zonnewagens liet hij verbranden. Hij liet de altaren afbreken die de koningen van Juda op het dak van het bovenvertrek van Achaz hadden geplaatst, en ook de altaren die Manasse op de beide voorhoven van de tempel had laten maken. Het puin liet hij zo snel mogelijk afvoeren en in de bedding van de Kidron storten.
Lees meer ...2 Koningen 23:19-30 Maatregelen tegen de afgodendienst 3
Josia liet ook de heiligdommen afbreken die de koningen van Israël op de offerhoogten in Samaria hadden gebouwd om de HEER te tergen. Hij deed daarmee hetzelfde als hij in Betel had gedaan. Op de altaren in Samaria bracht hij de priesters van de offerplaatsen ten offer en hij verbrandde er mensenbeenderen. Terug in Jeruzalem beval de koning het volk: ‘Vier Pesach ter ere van de HEER, uw God, zoals het hier in het boek van het verbond beschreven staat.’ Sinds de tijd dat de rechters Israël bestuurden was Pesach namelijk niet meer op die manier gevierd, ook niet in de tijd van de koningen van Israël en Juda. Pas in het achttiende regeringsjaar van koning Josia werd in Jeruzalem weer op de juiste wijze Pesach gevierd ter ere van de HEER.
Lees meer ...2 Koningen 23:31-35 Joachaz, koning van Juda
Joachaz was drieëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Drie maanden regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Chamutal, de dochter van Jirmeja, uit Libna. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals zijn voorouders. Hij werd door farao Necho gevangengezet in Ribla in Hamat, zodat hij het koningschap niet kon uitoefenen.
Lees meer ...2 Koningen 23:36-37-24:1-7 Jojakim, koning van Juda
Jojakim was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Zebudda, de dochter van Pedaja, uit Ruma. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals zijn voorouders. Tijdens de regering van Jojakim viel koning Nebukadnessar van Babylonië het land binnen en maakte hij Jojakim tot zijn vazal. En toen Jojakim na drie jaar rebelleerde en tegen Nebukadnessar in opstand kwam, stuurde de HEER benden Chaldeeën, Arameeërs, Moabieten en Ammonieten op hem af,
Lees meer ...2 Koningen 24:8-17 Jojachin, koning van Juda
Jojachin was achttien jaar oud toen hij koning werd. Drie maanden regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Nechusta, de dochter van Elnatan, uit Jeruzalem. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals zijn vader. Het was in die tijd dat veldheren van koning Nebukadnessar van Babylonië tegen Jeruzalem optrokken en de stad belegerd werd. Toen koning Nebukadnessar zelf voor de omsingelde stad verscheen, gaf koning Jojachin van Juda zich samen met zijn moeder, zijn hovelingen, zijn legeraanvoerders en zijn kamerheren aan de koning van Babylonië over;
Lees meer ...2 Koningen 24:18-20-25:1-9 Sedekia, koning van Juda; de verwoesting van Jeruzalem 1
Sedekia was eenentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Chamutal, de dochter van Jirmeja, uit Libna. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals Jojakim. De HEER was zo woedend op Jeruzalem en Juda dat Hij ze uiteindelijk verstootte. Sedekia kwam tegen de koning van Babylonië in opstand. In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam Nebukadnessar, de koning van Babylonië, met heel zijn leger bij Jeruzalem aan. Hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rondom de stad. Het beleg van de stad duurde tot in het elfde regeringsjaar van koning Sedekia.
Lees meer ...2 Koningen 25:10-17 Sedekia, koning van Juda; de verwoesting van Jeruzalem 2
Het Chaldese leger, dat onder zijn bevel stond, haalde de stadsmuren van Jeruzalem neer. De mensen die nog in de stad over waren, werden door commandant Nebuzaradan als ballingen weggevoerd, evenals degenen die naar de koning van Babylonië waren overgelopen, kortom, iedereen die nog over was. Slechts de allerarmsten liet hij achter om voor de wijngaarden en akkers te zorgen.
Lees meer ...2 Koningen 25:18-26 Sedekia, koning van Juda; de verwoesting van Jeruzalem 3
De hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden, werden door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, gevangengenomen. En uit de stad haalde hij de raadsheer die belast was met oorlogszaken, vijf van de vertrouwelingen die vrij toegang hadden tot de koning, de secretaris van de opperbevelhebber die tot taak had het volk onder de wapenen te roepen, en zestig grootgrondbezitters. Deze personen werden door Nebuzaradan gevangengenomen en naar Ribla overgebracht, naar de koning van Babylonië.
Lees meer ...2 Koningen 25:27-30 Gratie voor Jojachin
In het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, op de zevenentwintigste dag van de twaalfde maand, verleende koning Ewil-Merodach van Babylonië hem ter gelegenheid van zijn troonsbestijging gratie en ontsloeg hij hem uit de gevangenis.
Lees meer ...1 Kronieken 1:1-27 De generaties van Adam tot Abraham
Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalalel, Jered, Henoch, Metuselach, Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet. Zonen van Jafet: Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras. Zonen van Gomer: Askenaz, Difat en Togarma. Zonen van Jawan: Elisa en Tarsis; andere nakomelingen van Jawan: Kittiërs en Rodanieten. Zonen van Cham: Kus, Misraïm, Put en Kanaän. Zonen van Kus: Saba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. Zonen van Rama: Seba en Dedan. Kus was ook de vader van Nimrod, de eerste machthebber op Aarde.
Lees meer ...