Juda werd door Israël verslagen en alle Judeeërs sloegen op de vlucht. De koning van Juda, Amasja, de zoon van Joas, de zoon van Achazja, werd in Bet-Semes door koning Joas van Israël gevangengenomen. Vervolgens trok koning Joas op naar Jeruzalem en sloeg een bres van vierhonderd el in de stadsmuur, van de Efraïmpoort tot aan de Hoekpoort. Toen hij naar Samaria terugkeerde, nam hij al het goud en zilver en alle andere voorwerpen mee die zich in de tempel van de HEER en de schatkamers van het koninklijk paleis bevonden,
Lees meer ...2 Koningen 14:23-29 Jerobeam, koning van Israël
Jerobeam, de zoon van Joas, werd koning van Israël in het vijftiende regeringsjaar van koning Amasja van Juda, de zoon van Joas. Eenenveertig jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet. Jerobeam herstelde de grens van Israël, van Lebo-Hamat tot aan de Zoutzee, zoals de HEER, de God van Israël, had voorzegd bij monde van Zijn profeet Jona,
Lees meer ...2 Koningen 15:1-7 Azarja, koning van Juda
Azarja, de zoon van Amasja, werd koning van Juda in het zevenentwintigste regeringsjaar van koning Jerobeam van Israël. Hij was zestien jaar oud toen hij koning werd. Tweeënvijftig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Jecholja, ze was afkomstig uit Jeruzalem. Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, net zoals zijn vader Amasja gedaan had.
Lees meer ...2 Koningen 15:8-12 Zecharja, koning van Israël
Zecharja, de zoon van Jerobeam, werd koning van Israël in het achtendertigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Zes maanden regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: net zomin als zijn voorvaders brak hij met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...2 Koningen 15:13-16 Sallum, koning van Israël
Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het negenendertigste regeringsjaar van koning Uzzia van Juda. Eén maand regeerde hij in Samaria. Menachem, de zoon van Gadi, trok vanuit Tirsa naar Samaria op en versloeg Sallum, de zoon van Jabes.
Lees meer ...2 Koningen 15:17-22 Menachem, koning van Israël
Menachem, de zoon van Gadi, werd koning van Israël in het negenendertigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Tien jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: zijn leven lang brak hij niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...2 Koningen 15:23-26 Pekachja, koning van Israël
Pekachja, de zoon van Menachem, werd koning van Israël in het vijftigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Twee jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...2 Koningen 15:27-31 Pekach, koning van Israël
Pekach, de zoon van Remaljahu, werd koning van Israël in het tweeënvijftigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Twintig jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.
Lees meer ...2 Koningen 15:32-38 Jotam, koning van Juda
Jotam, de zoon van Uzzia, werd koning van Juda in het tweede regeringsjaar van koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu. Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Jerusa, de dochter van Sadok.
Lees meer ...2 Koningen 16:1-11 Achaz, koning van Juda 1
Achaz, de zoon van Jotam, werd koning van Juda in het zeventiende regeringsjaar van koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu. Hij was twintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER, zoals zijn voorvader David, maar volgde het voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn zoon als offer verbrandde volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven. Hij bracht offers en brandde wierook op de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom.
Lees meer ...